top
terug
banner
Naar de Verenigingssite Naar Binnenvaarttaal

BINNENVAARTTAAL


de binnenvaart encyclopedie op internet


Aanvullingen en correcties zijn welkom.



Woordenlijst Mes




~mes:
verwisselbaar mesvormig uitsteeksel aan een sleepkop waarmee harde bodems los gewoeld worden.
Bron: Optimalisatie van het baggerproces door Bart van de Velden.


~mesien:
constructie van een vijftal met boutjes aan elkaar gekoppelde bladen van zeisen, voortgetrokken met behulp van leren riemen, waarmee de wiersnijders het wier oogsten. Ook mesjien genoemd.
Deze constructie werd rond 1900 uitgedacht. Daarvoor maaide men met de zeis. De, na het drogen en persen, behaalde oogst van één dag werk bedroeg dan ongeveer 2 pakken van 50kg. Met de mesien werd de opbrengst verhoogd naar 10 tot 15 pakken per dag.
De term is de fonetische schrijfwijze voor de uitspraak van het woord machine te Wieringen.

~mesjien:
constructie van een vijftal met boutjes aan elkaar gekoppelde bladen van zeisen, voortgetrokken met behulp van leren riemen, waarmee de wiersnijders het wier oogsten. Zie ook bij mesien.

~messing:
taps toelopende voorkant van een houten roer.

~mestbok:
open houten vaartuig gebruikt voor het vervoer van mest, meestal rond de 15 meter lang. Verder nog onbekend.
Gevonden in: stadsarchief Amsterdam Inventaris 5040: Archief van het Stadsfabriekambt en Stadswerken en Stadsgebouwen.


~mestjager:
willekeurig vrachtschip dat mest, vanuit Friesland naar de bollenstreek, vervoert. Zie verder bij strontjager.


~mestluik:
wegneembaar deel in de den, een laadpoort, waardoor men lading in het ruim van het schip kan kruien. Voornamelijk voor de tweede wereldoorlog toegepast op schepen met een hoge of verhoogde den.
Gerelateerde termen: kruiwagenluik, zandluik.

~mestpraam:
Praam, die mest vervoert. ten tijde van de houten schepen waren er weinig schuitjes specifiek voor het vervoer van mest gebouwd, al kende men wel de Slotense mestpraam. Bij de stalen pramen lag het iets anders. Dezen waren meestal voorzien van een stalen waterdicht dwarsscheepsschot in voor en achterschip en het ladinggedeelte was naar men zegt, vaak dik met cement ingesmeerd. Het cement bood bescherming tegen de agressieve werking van het mestvocht. Voor zover mij bekend kwam dit voornamelijk bij de Friese (mest)praam voor.

~mestschot:
bij vrachtschepen: dwarsscheeps, tijdelijk in het ruim geplaatst, schot, dat de ruiminhoud dusdanig moest verkleinen dat de mest tot tegen de luikenkap geladen kon worden.
Vergelijk zandschot.

~mestschouw:
soort boerenschouw voor het vervoer van mest. Men kent onder andere de Rijndijkse mestschouw.

~mestschuit:
eigenlijk een willekeurige schuit, die mest vervoert. In bepaalde teksten mogelijk een Skûtsje of (klein) tjalkje, dat mest vervoerd. Verder ook gebruikt als scheldwoord voor een vies (slecht onderhouden) schip.
De term wordt op diverse plaatsen, o.a. in advertentiën, vermeld. Onder de advertentiën zijn er opvallend veel uit Zuid-Holland afkomstig. Ook iets noordelijker en in proza zoals: "In het bloembollenland" (1904) door Anna van Gogh-Kaulbach wordt de term gebruikt.


~mesttjalk:
Tjalk of daarop gelijkend vaartuig, dat regelmatig met koemest vaart.

~mestvaarder:
schipper, die met mest vaart. Ook strontschipper genoemd.

~mestvaart:
de scheepvaart met schepen die mest vervoeren.
Behalve de algemeen bekende mestvaart met koemest van Friesland naar de Hollandse geestgronden, was er reeds in het begin van de negentiende eeuw een mestvaart met stratendrek en haardas uit de grotere steden naar de arme Belgische zandgronden. Voor zover bekend werd deze vaart geheel door de schippers uit het zuiden bedreven. (Zie: Tabellen, behoorende tot het eerste stuk der Statistiek van Braband, Volume 1 Door Servaas van de Graaff, blz.8 e.v.) Ook de stad Groningen scheen haar stratendrek als mest voor de afgegraven veengronden in de provincie te gebruiken.
Een geheel andere soort mestvaart is de boer die zijn stalmest naar zijn landerijen brengt.
Verder kent men dan nog de beeraak, beerpraam en de tonnenschuit waarmee men de verzamelde 'huisjesmest', de fecaliën uit de stad naar de omringende landerijen brengt.

Gerelateerde term: strontjager, strontarmada, stront- of polderschouw, beerotter, enz.

~mestvaren:
het met een schip transporteren van (koe)mest.
Zie verder bij: mestvaart.

~metaalbeslag:
metalen delen die een toevoeging of onderdeel vormen van een groter geheel. Men kent bijvoorbeeld het mastbeslag en het zwaardbeslag. Vaak ook alleen beslag genoemd.

~metacenter:
lastig begrip dat voor het ontwerp van het schip van groot belang is, maar waar de gebruiker, schipper, bevrachter, enz. meestal geen directe kennis van heeft. Op de Wikipedia (Duits, Engels of Nederlands) wordt het begrip uitgebreid behandeld.

~meting:
verkorte vorm van scheepsmeting, verzameling van gegevens betreffende de afmetingen en laadvermogen van een schip.

~metingsdienst:
overheidsdienst die ondermeer het laadvermogen van binnenvaartschepen vast stelt. Zie verder bij scheepsmeetdienst.

~metingdistrict:
gebied waarbinnen een bepaalde scheepsmeetdienst werkzaam is. Zie verder bij scheepsmeetdistrict.

~metòr:
motor (dialect uit de regio rond Broek op Langedijk) in de zin van een gemotoriseerde Langedijker akkerschuit. [Afbeelding] De vroege exemplaren wijken niet af van de ongemotoriseerde exemplaren, latere exemplaren (verbouwd of al dus gebouwd) hebben een voor- en achterdekje en een boordrand.
Zie ook bij Langedijker.

~Metselschouw:
gedeeltelijk open ijzeren vaartuig gebruikt voor werkzaamheden aan kade en bruggen. Een tiental jaren eerder in 1901, kalkschuit genoemd.
Woord bron: Gem. Leiden
De meeste vaartuigen in deze omgeving werden voorzien van een weegstoel. De metselschouw bezat echter roeikasten.


~meubel:
HOOG MEUBEL
: een hoog opgebouwd schip. Zie verder bij hoog.

~meubelshowboot:
voormalig motorvrachtschip vermoedelijk ingericht om meubels tentoon te stellen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~Michot spits:
spits gebouwd bij de Michot Frères te Thuin. De berghoutplaat eindigt bij deze spitsen in een Franse lelie . Overige kenmerken nog niet bekend.

~middel....: zie ook: midden....

~middelboord:
de gang boven de kimgang, maar soms ook een versteviging binnenboords. Zie verder bij middenboord.

~middeldrukmotor:
een motor waarbij de compressie niet toereikend is om ingespoten dieselolie zonder hulpmiddelen te ontsteken. Meestal is dit een gloeikopmotor.

~middelfok:
volgens G.J. Schutten de kluiver op een groot rivierschip.

~middelnagelsboor:
vermoedelijk een soort houten booromslag. Zie verder bij klampspijkerboor.
Bron: Nicolaas Witsen, Aeloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier. 1690.
Een middelnagel was een bepaalde maat gesmede 'spijker'. Zekerheid omtrent de afmetingen of gewicht heb ik niet. Wel bestonden er ook dubbele middelnagels.


~middelnet:
in de riviervisserij: dat deel van het drijfnet dat zich tussen het handnet en het buitennet bevindt. [Links: Diverse termen inzake het vistuig.]
Bron: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


~Middelzee:
voormalige binnenzee in Friesland. Naar het schijnt ontstaan door landverlies langs de rivier de Boorne die vanaf Rauwerd in Noordelijke richting tot de westelijke punt van Ameland liep. Naar het schijnt (tijdelijk?) ook de naam geweest van de Heidenzee, later Wielingen, oostelijk van Terneuzen.

~middenbolder:
meestal iets voor het midden, in het gangboord geplaatste, bolder. Zie ook: gangboordbolder.

~middenboord:
1> bij schepen met een knikspantromp, waarbij de zijde uit drie vlakken bestaat: het boord direct onder het berghout. Slechts weinig schepen hebben een zijde, die uit drie boorden bestaat. Men kan het onder andere aantreffen bij kleine, oude, houten Schokkers. Ook bekend als middelboord.
Eigenlijk is dit geen correcte term. Het deel boven het berghout, het boeisel, wordt in de houtbouw meestal niet als boord gezien.

2> bij schepen waarbij het gedeelte onder het berghout uit drie boorden bestaat het middelste boord. Ook bekend als middelboord.

3> balk langs de binnenkant van de bovenrand van het vaartuig. Plaatselijk synoniem voor binnenboord/draam. Ook bekend als middelboord.

~middendeur:
sluisdeur die de sluiskolk als het ware in tweeën deelt. Ook tussendeur genoemd.

~middendoorvaart:
doorvaart die (min of meer) tussen andere doorvaarten gelegen is. Vaak ook gebruikt in die gevallen waar er eigenlijk sprake is van een middenonderdoorvaart, zoals bijv. bij boogbruggen. Zie ook middengat.

~middengat:
daar waar men de keus heeft tussen drie openingen, invaarten, doorvaarten of onderdoorvaarten de middelste van de drie.

~middengebint:
Vlaamse term voor een (houten) gebint ter hoogte van het ruim.
Bron: Maurice Kaak.


~middenherft:
herft tussen het voorste en achterste ruim. Zie ook: tussenherft.

~middenherftdek:
het herftdek van het middenherft.

~middenhoofd:
een sluishoofd dat de sluiskolk verdeelt in twee, min of meer gelijke, delen.
Zie ook: sluishoofd.

~middenhout:
middelste verticale paal in het raam van een raamkuil.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


~middenkolk:
bij een sluis met drie kolken, de centraal gelegen kolk. [Links: Diverse termen inzake sluizen en stuwen.].

~middenmansknoop:
bepaalde steek, waarmee, zonder de einden daarvoor vrij te hoeven maken, een lus in het midden van een touw gevormd kan worden.

~middenlijf:
middendeel van een fuik of (prik)korf. Zie verder bij lijf.

~middenonderdoorvaart:
middelste doorvaartopening van een over het water liggende constructie. Ook middendoorvaart genoemd.
Bijv. in: van 05.00 uur tot 11.00 uur is de middenonderdoorvaart gestremd.
Bron: Staatscourant 2020, nr 2276.


~middenponton:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Vermoedelijk een ponton dat bestemd is tussen twee andere pontons te liggen. Zie ook zij- of koppelponton.

~Middenrijn :
vertaling van 'Mittelrhein'. Het gedeelte van de Rijn tussen Bingen en Bad Honnef.

~middenroef:
term voor een roef die noch op het achterschip, noch op het voorschip staat.
Vroeger kwamen dit soort roeven ondermeer voor op Walen. H. Terpstra uit Warten vertelt hierover:"Mij is vroeger wel eens verteld dat dit te maken had met doorliggen van een geladen schip. Omdat je (met een middenroef) minder lading in de midden van het schip had, ging je het doorliggen tegen. Vaak zijn het vlakke dus slappe vrachtschepen die zo een middenroef hadden. Ze werden er (ook) sterker van". Ook op houten Rijnschepen trof men soms een roef die halverwege of in ieder geval een redelijke afstand voor het achtereind van de luikenkap stonden. Volgens G.J. Schutten zouden (sommigen?) dan afbreekbaar geweest zijn.
In later tijd vindt men op ondermeer de Sattelschleppers roeven die nabij het midden van het vaartuig staan.
Middenroeven op de moderne schepen worden gekscherend ook wel middenstandswoning genoemd.

~middenschip:
1> het gedeelte tussen voor- en achterschip.

2> ongeveer halverwege het schip.

~middensloof:
horizontale balk van een (houten) beschoeiing. Zie verder bij sloof.

~middensluis:
bij een sluizencomplex met drie sluizen, de centraal gelegen sluis. [Links: Diverse termen inzake sluizen en stuwen..]

~middenstand:
de waterstand, die precies midden tussen hoog- en laagwater ligt.
Niet te verwarren met halftij.


~middenstandswoning:
in sommige kringen de 'bijnaam' voor een roef ongeveer in het midden van het schip; de middenroef.

~middenvaarwater:
ongeveer in het midden van de beschikbare vaarbreedte.
Bron: Weekblad Schuttevaer 09-10-1926.


~middenvaarwaters:
ongeveer in het midden van de beschikbare vaarbreedte gelegen.
Bron S. Mars, P. Cordia, Gids voor de Zuiderzee en de Noordelijke zeegaten.... en de haven van Amsterdam, Born,1901.


~middenvlakplank:
weinig professionele benaming voor de kielgang op een houten schip.
Bron: G.J. Schutten.


~middenzaadhout:
term waarmee centraal in het schip, over de gehele lengte van het vlak gelegen langsscheepse verstevigingen van de bodemconstructie aangeduid worden. [Afbeelding] Ook geschreven als middenzaathout. Zie verder bij zaadhout.
De term wordt gebruikt ter onderscheid van de zijzaadhouten.


~middenzwaard:
ophaalbaar, in een midscheeps geplaatste bun opgehangen, verticaal vlak, dat onder het schip uitsteekt en de drift tijdens het zeilen moet beperken. Vaak midzwaard genoemd. Niet of nauwelijks bij beroepsmatige vaartuigen in gebruik geweest.

~midscheeps:
langsscheeps en dwarsscheeps gezien, in het midden. Afhankelijk van de situatie soms ook alleen maar langsscheeps of dwarsscheeps in het midden. Hierdoor kent men tevens: midscheepsachter, midscheepsvoor, midscheepsbakboord, midscheepsstuurboord.

~midscheepsachter:
op het achterschip ongeveer even ver van de linker-, als van de rechterkant, van de zijkant van het schip.

midscheepsbakboord:
in de ('gewone') vaarrichting gezien op het middenschip aan de linkerkant. Zie ook bij bakboord.

midscheepsstuurboord:
in de ('gewone') vaarrichting gezien op het middenschip aan de rechterkant. Zie ook bij stuurboord.

~midscheepsvoor:
op het voorschip ongeveer even ver van de linker-, als van de rechterkant, van de zijkant van het schip.

~midvaarwater:
ongeveer het midden, van het voor de scheepvaart bruikbare gedeelte, van een vaarwater.

~midvaarwaterboei:
ronde, verticaal rood-wit gestreepte, ton of boei, die het midden van het vaarwater aangeeft. Alleen op zeer brede wateren voorkomend. Ook wel markering voor veilig vaarwater genoemd. [Links: Diverse termen inzake bebakening.]

~midzaadhout:
niet alleen de aanduiding voor het middenzaadhout maar mogelijk ook voor de binnenkiel. Ook geschreven als midzaathout.

~midzwaard:
ophaalbaar, in een midscheeps geplaatste bun opgehangen, verticaal vlak, dat onder het schip uitsteekt en de drift tijdens het zeilen moet beperken. Ook middenzwaard genoemd. Niet of nauwelijks bij beroepsmatige vaartuigen in gebruik geweest.

~miente:
in het water levende larve van de kokerjuffer, die zich, naar het schijnt graag te goed deed aan visnetten. Ook dopworm, houtworm, rietworm, sprokkelaas, rietaas, sprok en sprot genoemd.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


~Mignole:
Franse naam voor Herna-achtige schepen. Ook wel als mignolle geschreven. Zie verder bij Majol.
Petrejus gebruikt Mignole als synoniem voor spitsbek, wat dus slechts ten dele klopt.


~Mijolle:
Vlaams-Waalse term die in het algemeen gebruikt voor schepen met een duidelijke heve. Zie verder bij Majol.

~mijnopruimingsschip:
vaartuig, dat ingezet wordt bij het opruimen van explosieven, die zich in het vaarwater bevinden. Voornamelijk kort na WO II in gebruik geweest.

~mijnsteenbak:
splijtbak, elevatorbak ingezet voor het vervoer van mijnsteen vanaf Zuid-Limburg.

~mik:
1> metalen steun, waarop de giek kan rusten. Ook bok genoemd. [nr.8 in afbeelding.] [Uitdrukkingen e.d.]
Gerelateerde term: broekschoorsteen, reefijzer, ligbok, mastbok.

2> stok/tak met gaffelvormig uiteinde gebruikt om mee te vissen. Zie bij fleur. Ook gaveltje, vork of vingers genoemd. Lijst: Diverse termen inzake het vistuig.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


3> vermoedelijk onjuist gebruikt synoniem voor mastbok.

4> houten blok, waarop de bijboot neergezet kan worden: een bootsklamp.
Bron: J. Karel van Brederode, De schipbreuk van de 'Holland' : een verhaal uit oorlogstijd. Gebr. Kluitman,1919. Via Delpher.nl. Zelden gebruikt synoniem!


5a> kabel van een ankerkuil/geikuil waaraan de onderboom opgehangen is. Ook mikdraad genoemd.
Meestal zijn zowel begin als uiteinde van de mik aan de onderboom bevestigd. Het middelpunt van de mik is dan, via een blok, verbonden met de mikloper, die via een blok in de mast, naar de miklier loopt.


b> In een andere lezing noemt men de mik, de mikpoten en de mikloper alleen mik.
Bron: Gijs Sepers, Waalschokkers zijn geen schokkers, Spiegel der Zeilvaart 8/2000.


6> volgens sommige woordenboeken een scheepslantaarn. Waarschijnlijker is het echter dat men de lantaarnscepter bedoelt.

~mikdraad:
plaatselijke term voor de mik van een ankerkuil.

~mikkeloper:
staaldraad waarmee de ankerkuil aan de mast hangt. Zie verder bij mikloper.

~mikken:
(bij weinig wind) met slappe voorstag zeilen.

~miklier:
lier waarmee men de onderboom van een ankerkuil/geikuil hijst en viert. De lier bedient de mikloper.

~mikloper:
staaldraad waarmee men de onderboom van een ankerkuil/geikuil hijst en viert. De draad loopt vanaf de miklier via een blok hoog in de mast naar de mik, een spruit aan de onderboom. Ook mikkeloper genoemd.

~mikmakken:
met een zeilschip, met de kop recht tegen de wind in, liggen dobberen. [Uitdrukkingen e.d.]

~mikpoten:
plaatselijke term voor de mik van een ankerkuil/schokkerkuil. De mikpoten zijn verbonden met wat men elders de mikloper noemt, maar in dit geval slechts 'mik' genoemd wordt.
De mikpoten worden gevormd door één enkele draad vanaf onderste kuilhout/visboom, via de schildpad op het bovenste kuilhout, via het blok aan de mik, dan langs de andere zijde via de schildpad op het bovenste kuilhout, naar de onderboom.
Voor zover bekend alleen in meervoudsvorm voorkomend.
Bron: Gijs Sepers, Waalschokkers zijn geen schokkers, Spiegel der Zeilvaart 8/2000.


~milieubaggeren:
het verwijderen van verontreinigde waterbodem met een zo hoog mogelijke concentratie, waarbij de kans op ongewenste effecten minimaal is door het realiseren van een minimum aan mors en vertroebeling en een hoge baggernauwkeurigheid met betrekking tot de te baggeren verontreinigde lagen.
Citaat: Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit, Rijksoverheid.


~milieuboot:
verzamelnaam voor diverse vaartuigen, waaronder: bilgeboot, stofzuiger en vuilnisophaalvaartuig.
Al noemt men het een boot; in de meeste gevallen is het een schip of scheepje [uitleg] de term milieuvaartuig zou daarom gepaster zijn.
.

~milieubootschipper:
1> schipper op een milieu'boot'.

2> mogelijk: verantwoordelijke op een bunkerschip, waar scheepsafvalstoffen ingenomen worden.

~milieudraadgrijper:
een gesloten grijper, die door middel van staaldraden bediend wordt.
Genoemd in: Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit, Rijksoverheid.


~milieugrijper:
een gesloten grijper, die hydraulisch bediend wordt. Zie ook knijperbak.
Genoemd in: Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit, Rijksoverheid.


~milieuknijperbak:
een gesloten knijperbak.

~milieuonderzoekingsvaartuig:
overheidsvaartuig, dat bodem- en watermonsters neemt. Vroeger vaker een laboratoriumvaartuig genoemd.

~milieuschaafkop:
passief baggerwerktuig dat door het vaartuig bewogen wordt. Ook bekend als schaafkop zondermeer.
De schaafkop is een platte, open trechter waarin slib wordt geduwd als gevolg van de heen en weer gaande beweging van het baggerwerktuig. Overtollig water wordt daarbij weggedrukt. Tijdens het baggeren meten porositeitsmeters de dichtheid in de kop om zo het proces te optimaliseren. Te stijve specie wordt met speciale mixers tot een verpompbaar mengsel vermalen. Wanneer de schaafkop geheel met slib gevuld is, zuigt de baggerpomp van het schip de kop leeg via de zuiginlaat en perst de vervuilde specie naar het stort. De schaafkop is eenzijdig werkend uitgevoerd. De arm wordt terug gezwaaid door zijlieren. Voorwaarde voor het effectief inzetten van de schaafkopzuiger, zijn grote oppervlakten verontreinigde waterbodem. Aldus het citaat op bodemrichtlijn.nl/bodembeheer/topics/deel%20g/5/g5_2-1.html (inmiddels verhuisd of verdwenen; misschien dat men op het goed Nederlandse 'scraper dredger' moet zoeken?).


~milieuschijfsnijkop:
snijkop bestaande uit een liggende schijf.
Genoemd in: Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit, Rijksoverheid.


~milieuschijfsnijkopzuiger:
zuiger met een milieuschijfsnijkop.

~milieuschaafkopzuiger:
zuiger met een milieuschaafkop.

~milieusnijkop:
snijkop van een snijkopzuiger die zo geconstrueerd is dat deze zo min mogelijk vertroebeling en mors veroorzaakt. [Website: Bodemrichtlijn.nl]
De gewone milieusnijkop wijkt behalve in vorm in zoverre af dat er over de bovenzijde van de kop een schild geplaatst is en dat men over het algemeen lagere toerentallen gebruikt.
Gerelateerde termen: milieuschijfsnijkop, milieuveegkop, milieuwormwielkop, milieuschaafkop.

~milieusnijkopzuiger:
zuiger met een milieusnijkop.

~milieuvaartuig:
weinig gebruikte toch ontegenzeggelijk betere benaming voor een milieuboot. Zie uitleg BOOT.
Gerelateerde termen: bilgeboot, drijfboot, oliebestrijdingsvaartuig, reinigingsvaartuig (-schip of -boot), ruimvuilvaartuig, vuilvisvaartuig, enz.

~milieuveegkop:
min of meer bakvormige constructie die door de af te graven laag, als een sleepkop, heen en weer bewogen wordt. Vaak ingekort tot veegkop. Een vizier zorgt er voor dat alleen de opening die naar de bewegingsrichting gekeerd is geopend is.
Zie eventueel website: Bodemrichtlijn.nl.

~milieuveegkopzuiger:
zuiger met een milieuveegkop.

~milieuwormwielkop:
brede kop voor aan het eind van de zuigbuis van een zuiger, waarin een tweezijdige worm (schroefvijzel), die de bagger naar de zuigopening veegt, gemonteerd is. Ook bekend als: milieuwormwiel en wormwielkop.
Zie eventueel ook website Bodemrichtlijn.nl.

~milieuwormwielkopzuiger:
zuiger met een milieuwormwielkop. Ook bekend als wormwielkopzuiger en mogelijk ook auger dredger genoemd.

~Millingse boot:
veerdienst tussen Millingen en Nijmegen.
Alhoewel men hier spreekt van BOOT, zal deze dienst ongetwijfeld met een SCHUITJE of SCHEEPJE uitgevoerd zijn. [Uitleg]


~minderen:
1>
ZEIL MINDEREN
: het totale zeiloppervlak verminderen.
Men kan het zeiloppervlak verminderen door zeilen weg te nemen, te reven, een eventuele bonnet af te nemen. Met nokken, katten en geien mindert men geen zeil, maar mindert men wel het effectieve oppervlakte van het zeil.
In de zeevaart sprak men ook van bollen indien men het effectieve oppervlak van het bezaanzeil minderde. Of de term ook in de binnenvaart in gebruik geweest is, is me niet bekend.


2> bij het rondbreiën van een visnet een kleiner aantal mazen per rondgang breiën. Zie ook afvatten.

~minuutwijzer:
oude term voor de uithouder aan de masttop voor het rondomschijnend toplicht.

~missie:
De MISSIE
soms ook missiepost: soort winkel in enkele plaatsen in Duitsland waar Nederlanders kort na de oorlog levensmiddelen konden verkrijgen.
Kort na de oorlog was er in Duitsland een groot te kort aan alles en vooral ook aan eten. Voor de varenden had men in enkele plaatsen langs de Rijn posten ingericht waar men de noodzakelijkste dingen, tegen het inleveren van bonnen die men gekregen had, kon verkrijgen. Deze posten werden eerst voornamelijk door Engelse bezettingstroepen bemand, later scheen de Firma de Gruyter hier de nodige belangen te hebben.


~misslag:
1> slag bij het laveren, waarbij men geen voordeel behaalt.

2> (deels) mislukte haal bij het roeien. Zie snoek en wiekslag.

~mistbel:
luidklok, die men bij slecht zicht luidt. Zie ook: mistklok.

~mistbezem:
bijnaam voor een radarantenne/scanner.

~mistfuik:
door ten anker liggende vaartuigen veroorzaakte versmalling van het vaarwater. Het gaat om de situatie die, in de tijd dat men nog niet over radar beschikte, onder andere op de rivieren ontstond, wanneer schepen vanwege de mist voor anker gingen.
In die tijd moest men, wanneer men in een mistbank terecht kwam ten anker komen. Men probeerde nog zover mogelijk door te scharrelen, maar op een gegeven moment kon men niet verder en ging ten anker. Een volgend schip komt, omdat men de eerste ankerligger als baken heeft, wat verder, maar zal, omdat hij zo juist nummer 1 gepasseerd is wat meer naar het midden van het vaarwater liggen. Zo wordt bij elk schip wat er bij komt de doorvaart langzaam dicht gebouwd.
Bron: overlevering via kustrvaartforum.com en persoonlijke contacten.


~misthoorn:
1> soort baken. Een krachtige luchthoorn, die bij slecht zicht, met regelmatige tussenpozen een geluidssein geeft. Ook nautofoon genoemd. Gerelateerde term: mistsein.

2> apparaat of instrument waarmee het bij 1 genoemde signaal gegeven kan worden.

~misthoornfluit(je):
vermoedelijk het 'riet' van een blaastoeter.
Gevonden in: documenten tagrijn Weduwe S.J. de Vries & zonen.


~mistklok:
luidklok, die men bij slecht zicht luidt. Ook mistbel genoemd. Gerelateerde term: mistsein.

~mistlicht:
zeer sterk wit licht (bijv. een schijnwerper), dat bij slecht zicht overdag getoond mag worden. (Circa sinds 2000 in gebruik.)
Gerelateerde term: mistsein.

~mistsein:
acoustisch of optisch sein dat bij slecht zicht gebruikt wordt. Ook mistsignaal genoemd.
Bij varende vaartuigen spreekt men van de misthoorn en het mistlicht. De misthoorn is de scheepshoorn of vergelijkbare geluidsbron waarmee een vast omschreven mistsein ten gehoren wordt gebracht. Voor het mistlicht gebruikt men de schijnwerper of overeenkomstige lichtbron, die horizontaal rechtvooruit gericht wordt.
Stilliggende schepen gegeven het mistsein met de mistklok/mistbel. Dit is de scheepsbel of vergelijkbare geluidsbron, waarmee een bepaalde reeks klokslagen geven wordt.
Aan de wal kunnen ook mistseinen opgesteld zijn. Dezen staan bekend als misthoorn of nautofoon. Op een enkele plaats schijnt ook een mistlicht opgesteld te zijn. Ook dit is net als op een schip een soort schijnwerper met een krachtig wit licht.
Ook op drijvende voorwerpen kunnen mistseinen opgesteld zijn. Ook hier kent men de misthoorn of nautofoon, wat resulteert in de zogenaamde brulboei en de mistklok/mistbel, wat resulteerd in de zogenaamde belboei.
- Bronnen ondermeer: Weekblad Schuttevaer 22-01-1916, 01-09-1923, 26-09-1936, 15-09-1945 en www.begrippenxl.nl.


~mistsignaal:
acoustisch of optisch sein dat bij slecht zicht gebruikt wordt. Zie verder bij mistsein.

~misvaren:
1> zich in de vaarroute vergissen.

2> varend iets net niet raken.

~miswijzing:
het verschil tussen de richting die door een kompas aangegeven wordt en het geografische Noorden. Zie verder bij declinatie.

~miswijzend:
maar het magnetisch noorden gericht.
MISWIJZENDE KOERS
: de koers ten opzichte van het magnetische noorden.
MISWIJZENDE NOORDEN
: het magnetische noorden.
Bron: J. van Beylen Zeilvaart lexicon, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2023.


~miszeilen:
1> zich tijdens het zeilen in de vaarroute vergissen.

2> zeilend iets net niet raken.

~Mixte:
ijzeren spits met houten vlak.
Mixte = Frans voor gemengd, gemêleerd.


~mobilisatieletter:
letterkenmerk dat schepen moesten voeren. Zie verder bij groepletter.

~mobilofoon:
zend-ontvangstinstallatie waarmee men, via een telefoniste, verbinding had met het telefoonnet.

~Modag: :
Motoren Darmstadt AG. Duitse motoren fabrikant. Ook geschreven als Modaag. [Externe pagina]

~modderaar:
verouderde term voor baggeraar; in het bijzonder iemand die met de baggerbeugel werkt. Ook modderman genoemd.

~modderbak:
1> eenvoudig vrijwel rechthoekig vaartuig, met vrijwel rechtopstaande boorden en borden. Inwendig twee dwarsscheepse schotten, die het vaartuig verdelen in een ruimte voor de lading, met daarvoor en achter een ruimte waar men kan staan. Dit type vaartuig is onder andere terug te vinden in de modderschouw en in de Langedijker modderbak en verwant aan de pikbak.
De termen modderbak en modderschouw worden niet strikt gescheiden gebruikt. Over het algemeen zal de term modderbak beter passen bij de schuiten met een geheel recht vlak en rechte zijdes, terwijl men bij de modderschouwen een iets gebogen vlak en zijdes mag verwachten.


2> soms gebruikt als synoniem voor baggerbak.

3> vermoedelijk bedoelt men een beunbak of elevatorbak.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. 20 van de 22 als modderbak geregistreerde vaartuigen waren van Twist Duinsche Zandleverantie Mij.


~modderbank:
plaatselijke ondiepte ontstaan door aanslibbing.
Bron: Schuttevaêr 10-07-1920.


~modderen:
1> verouderde term voor baggeren; meestal betrekking hebbend op een beugelaar/baggertrekker.

2> vroeger wel gebruik als term voor het varen op ondiep water; ploegen.
Gerelateerde termen: vertroebelen, wamen.

~moddergeld:
belasting die geheven wordt voor het uitbaggeren van het water. Zie ook diepgeld.

~modderlui:
persoon/personen die bij het baggeren betrokken zijn. Verouderd.

~modderman:
oude term voor een baggeraar; iemand die baggert.
Bron: Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal, Sijthoff,1914. (via Delpher).

Gerelateerde term beugelaar, baggeraar modderman.

~moddermolen:
oude naam voor een baggermolen, die met behulp van mankracht of paarden aangedreven wordt.

~modderpraam:
1> in Friesland: een Friese praam, die voor het vervoer van terpaarde gebruikt wordt. Ook slikpraam genoemd.

2> willekeurige boerenschuit, die voor het vervoer van bagger gebruikt wordt. Ook slikpraam genoemd. Mest- en modderpramen, schuiten die dus halfvloeibare lading vervoerden, waren meestal voorzien van waterdichte dwarsschotten bij voor- en achterschip. Zie ook modderschuit. [Links: Diverse boerenvaartuigen e.d.]
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.


~Modderschouw:
1> brede lage, eenvoudig gebouwde, Schouw. Soms ook modderbak of baggerbak genoemd. Meestal zonder bovenboord, voorzien van dwarsscheepse schotten in voor- en achterschip.
Rond 'het Groene hart' gebruikte men echter boerenschouwen die voorzien waren van dwarsschotten als baggerschouw. Ook dit werden modderschouwen genoemd.
In Noord-Holland hadden de schouwen echter flinke voor- en achterborden. In Geesterambacht gebruikte men een meer rechthoekig model, meer een modderbakje.
[Tekening.] [Links: Diverse boerenvaartuigen e.d.]

2> min of meer gebruikt als synoniem voor modderschuit.
Zo wordt bijvoorbeeld een in de Flevopolders opgegraven schuit, modderschouw genoemd terwijl het meer het model van een bok heeft.
Zie verder bij: Amsterdamse modderschouw.

~modderschuit:
1> willekeurig schip dat voor het transport van bagger en andere natte gronden gebruikt wordt. Ook modderbak of baggerbak. genoemd.
Van min of meer gelijke aard zijn de slikpraam, de slikbok, de kleipraam, de aard(e)schuit en dergelijke.

2> breed plat open vaartuig voor het transport van bagger en gebeugeld veen. Ook modderschouw genoemd.

3> in Friesland: scheepje (Skûtsje), dat terpaarde vervoert.

4> minachtende benaming voor een willekeurig (vracht)schip.

~moddersnik:
in Friesland: Snik waarmee terpaarde vervoert wordt.

~moddervaren:
in Friesland: terpaarde vervoeren.

~modderwerk:
verouderde term voor baggerwerk.

~moederschip:
groot vaartuig dat als 'thuisbasis' voor dochterboten fungeert. Vrijwel alleen in de visserij gebruikt. Zie ook wachtschip.

~moelband:
stalen band die strak om een rondhout geklemd kan worden. Zie ook muilband.

~moelje:
verouderde term voor een havendam.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.


~moerboutsluiting:
sluiting die door middel van een geborgde bout en moer gesloten wordt. Ook wel tuigsluiting genoemd.
De term moerboutsluiting was ondermeer bij tagrijn wed. S de Vries in Amsterdam in gebruik.


~Moerdijker:
open vissersvaartuig van het type Zalmdrijver. Zie verder aldaar.

~moeren:
verouderde term voor baggeren, vervenen.
A.A. Beekman, 'Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland voor 1795. II'. Martinus Nijhoff,1905-1907. Via Delpher.


~moervaart:
gegraven waterweg in een veenderij waar men met open vaartuigen. Ook vletvaart genoemd.
Bron: H. Levelt, 'Oudenbosch in verleden en heden', Vorsselmans,1931.


~moet :
een strook met aanslag, die ontstaat als een schip langdurig in (deels) geladen toestand heeft stil gelegen en zichtbaar wordt nadat het schip gelost is. Ook moetrand genoemd. Niet te verwarren met aangroei of baard.
Gerelateerde term: waterlijn.

~moetrand:
een strook met aanslag, die ontstaat als een schip langdurig in (deels) geladen toestand heeft stil gelegen en zichtbaar wordt nadat het schip gelost is. Zie verder bij moet.

~Moezelaak:
bij G.J. Schutten genoemd als synoniem van Keen. Mogelijk echter ook een ander woord voor Moezelkeen. Zie ook bij Moselkahn.

~Moezelkeen:
van de Keen afstammend vaartuig. Verder nog niet voldoende bekend. Zie ook bij Moselkahn.
Het model in Emmerich toont een schip dat opgebouwd is met erg brede gangen in verhouding tot de gangen van een Keen. De bovenste gang vertoont de kenmerken van een boeisel. Het schip oogt kleiner dan de Keen en heeft geen paviljoen.
Het voorschip is met een plat stuk afgesloten. Dat lijkt echter geen regel te zijn.


~Moezelschip:
bij P.J.V.M. Sopers vermeldt, maar zeer beperkt beschreven, scheepstype. Het zou overeenkomsten vertonen met bepaalde oude Maasschepen. Het voorschip was voorzien van een heve. Tegen deze heve was een fantasie steventje, maar soms ook een echte steven bevestigd. Het achterschip vertoonde qua bouw overeenkomsten met de Dorstense aak. Alleen het voorste en achterste deel van het ruim waren gedekt. Ook deze schepen, waren schepen die gejaagd werden. Zie ook bij Moselkahn.

~mol:
houten 'bagger'schip dat de bodem los woelt. Zie verder bij krabbelaar.

~molen:
verkorting van zand-, grind- of baggermolen; kortom een emmermolen.

~molenaar:
korte staaf in het midden opgehangen aan een ketting met ruime ring, aan een touw of voorzien van een ijzeren staaf met ring, waarmee men, door de molenaar in het spongat te steken, vaten hijst. Naar het schijnt ook wan genoemd.

~molenaarsschuit:
houten schuit. Vermoedelijk gebruikt om goederen van de molens die rond de stad Amsterdam stonden, naar de binnenstad te transporteren. Er bestonden kleine geroeide exemplaren van nog geen 9 meter en grote (vermoedelijk geboomde) exemplaren van circa 13,5 meter.
Gevonden in: stadsarchief Amsterdam Inventaris 5040: Archief van het Stadsfabriekambt en Stadswerken en Stadsgebouwen.


~molenaarvisserij:
de visserij op wijting.
Genoemd in: Nederlandsche staatscourant 27-08-1892.
Alhoewel verwant is de molenaar of dwergbolk, niet gelijk aan de wijting.


~molenbaas:
de gezaghebbende op een zand-, grind- of baggermolen of soortgelijke inrichting.

~molenkom:
soort van spuikom, soms echter slechts een verbreding van bestaand water, die gebruikt wordt als buffer voor een watermolen. Ondermeer toegepast bij molens die (tevens) gebruik maken van de getijdebeweging.
Zie ook: mallegat.

~molensluis:
schutsluis die naast de afdamming of stuw van een watermolen gebouwd is.

~molenzak:
niet al te groot aalsraamnet dat men voor de uitloop van een molen of spui plaatst.

~molest:
schade door moedwil van derden ontstaan.

~molestverzekering:
verzekering, die het schip tegen molest verzekerd.

~mollevel:
naam voor een soort van katoenen molton dat zeer fijn en dicht is. De stof werd gebruikt voor de broeken van vissers van de Zuiderzee. Tegenwoordig schrijft men waarschijnlijk mollenvel.
Ondermeer genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl


~mollerup-pomp:
automatisch smeertoestel welk op stoommachines toegepast werd. [Zie website machinemuseum.nl.]

~molmen:
met de motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten. Ook mulmen of mullen genoemd. [Tekst: Breeuwen.]
In 1836 door G. van Lennep Coster als volgt beschreven: ".......het schip te laten molmen om op dusdanige wijze de lekken te stoppen. Dit molmen bestaat in fijn gesneden kurk, biezen, en turfmolm in eene mand te doen waarop een lap zeildoek gespannen wordt, voorzien van kleine openingen, daar deze specie door kan. Hier aan worden lijnen vastgemaakt en dan wordt deze mand van voren tot achteren langs de zijden van het schip en onder hetzelve doorgehaald. Veel malen is deze wijze om een klein lek door een spijkergat of iets dergelijks veroorzaakt te stoppen van zeer goede uitwerking daar de specie die men gebruikt, zoodra dezelve in het gat komt, terstond aan het zwellen raakt hetzelve stopt en de lekkaadje vermindert; hetgeen dan bij ons ook het geval was."
Ook bij naaldstuwen scheen men, om ze voldoende waterdicht te houden, een dergelijke techniek te gebruiken.

Gerelateerde termen: motkorf, motmatte.

~Molykote brothers:
bijnaam van een groep van (Amsterdamse) werklieden, die verantwoordelijk waren voor smering van de beweegbare bruggen. Ook geschreven als Molykotebrothers, Molycoatbrothers of Molycoat brothers.
'Molykote' is de productnaam van een aantal bekende smeermiddelen.


~mondblaas:
scheepshoorn die met de mond geblazen wordt. Zie ook blaastoeter.

~Monnickendammer:
bepaald type motorvrachtschip dat in de jaren zestig-zeventig door van Goor te Monnickendam gebouwd werd.

~monnik:
oude benaming voor een stevig houten paaltje dat als steun voor iets dient. Vergelijk: mannetje, apostel, betingstijl en speen.

~monofilament:
vrij dikke kunststofvezel waarvan touw gemaakt wordt.

~monohull:
Engelse term die gebruikt wordt om onderscheid te maken tussen normale schepen en schepen met meerdere rompen. Een enkele maal ook éénrompsschip genoemd.
De term wordt in het Nederlands meestal gebruikt in teksten over snelvarende schepen, dat daarmee de term uitsluitend voor snelvarende schepen gebruikt kan worden, zoals sommige bronnen beweren, lijkt me niet geheel juist.

Gerelateerde termen: meerrompsschip, catamaran, duoromp, swath.

~monoponton:
zuiger die op slechts één ponton opgebouwd is en dus geen zijpontons kent.
De term wordt voornamelijk voor niet al te grote, transportabele, zuigers gebruikt. Bron: Baggertechniek april 1995, uitgave TU-Delft.

[Links: Diverse termen inzake het baggeren.]

~Monopool:
bijnaam van de Reichswasserstrassenverwaltung en de zogenaamde Monopoolsleepboten, die zij op diverse kanalen liet varen.

~Monopoolboot:
verkorting van Monopoolsleepboot. Een sleepboot van de Reichswasserstrassenverwaltung. Zie verder bij: Monopoolsleepboot.

~Monopoolsleepboot:
sleepboot van de Reichswasserstrassenverwaltung, de staatssleepdienst die (vroeger) als enige de schepen op diverse Duitse kanalen mocht slepen. Ook Monopoolboot of alleen Monopool genoemd. Zij ressorteerden onder het Reichs Schleppfahrt Betrieb, het latere Bundes Schlepp Betrieb.
In verband met de sterk teruglopende sleepvaart op de kanalen werd de dienst in 1967 opgeheven.
De Monopoolboten droegen een nummer vooraf gegaan door een letter. De 'D' voor het district Duisburg, de 'M' voor het district Minden en de 'E' voor het district Emden.
Ook de nummers hadden een zekere betekenis. De nummers 1-99 waren voor stoomslepers met meer dan 200 pk vermogen. Nummers die met een 0 begonnen werden gebruikt voor de tijdens de Tweede Wereldoorlog gebouwde stoomslepers met een hoge druk installatie. Tussen de nummers 100 tot 199 vond men 63 eenvoudige stoomslepers die vanaf 1914 gebouwd waren. Bij de tweehondertallen waren 29 tot motorsleper verbouwde stoomslepers ingedeeld. Bij de driehondertallen zaten 20 motorsleepboten tot 200 pk en bij de vierhondertallen zaten 47 sleepboten met een gasinstallatie.
Tot slot waren bij de vijfhonderdtallen alle sleepboten ondergebracht, die in de periode 1939-1945, geconfisqueerd waren.
De kanalen waarop men actief was waren:Ems-JadeKanal, Küsten Kanal, Haren-Rütenbrock Kanal, Ems-Vecht Kanal, Dortmund-Ems Kanal, Mittellandkanal, Wesel-Datteln Kanal, Datteln-Hamm Kanal en het Rhein-Herne Kanal.


~monopoolvlag:
een witte vlag met daarin een zwarte M die men zette wanneer men bij de eerst volgende gelegenheid een monopoolsleepboot wenste.

~monsterboeier:
vrij kleine Boeier gebruikt voor het vervoer van (graan)monsters.
Bron: overlevering door oud schipper.


~monsterboot:
1> vaartuig gebruikt voor het vervoer van (graan)monsters. Mogelijk ook: monstervaartuig of monsterschip.
Bron: kustvaartforum.com


2> milieuvaartuig dat water- en of grondmonsters neemt. Vaak ook aangeduid als meetvaartuig.
De term lijkt vrij recentelijk opgedoken, maar niet erg veelvuldig gebruikt te zijn. Bron: verspreid regionaal nieuws.


~montage-ark:
niet bekend. Mogelijk een drijvende werkplaats.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
Minstens één van de betrokken vaartuigen was van Werkspoor, dus misschien had het iets te maken met het afmonteren op locatie van constructies of motoren.


~mooiweerschipper:
een schipper, die, in de ogen van anderen, het weer algauw te slecht vindt om nog te gaan varen. Ook walligger genoemd.

~mooiweerzeil:
bijzeil dat alleen bij weinig wind gevoerd wordt.

~moordenaar met twee getuigen:
bijnaam voor een hijstuig, aan boord van schepen, dat voorzien is van twee laadbomen.

~moordkuil:
in eerste instantie de bijnaam van de wonderkuil, later (door sommigen) ook voor de dwarskuil en de kwakkuil gebruikt. In een enkel geval wordt zelfs de ankerkuil/schokkerkuil zo genoemd.
De bijnaam danken deze netten aan het feit dat alles wat voor de kuil komt uiteindelijk achter in het nauwe gedeelte zo zwaar op elkaar gepakt raakt dat bijna alle bijvangst de dood vindt. Bij de ankerkuil beweren sommigen echter dat gezonde kleine vissen wel degelijk uit het net kunnen ontsnappen, omdat de maaswijdte naar achter toe slechts geleidelijk afneemt en de stroming in het net in het achterste deel gering is.
.

~moordzegen:
zegen met kleine maaswijdte en een zak. Bijvoorbeeld de knijtenzegen. Lijst: Diverse termen inzake het vistuig.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


~morlen:
oorspronkelijk: in het donker of op de tast, moeten werken. Zie verder bij morrelen.

~morrelen:
oorspronkelijk: in het donker, op de tast, moeten werken. Ook bekend als morlen. Bij uitbreiding op slecht verlichte en moeilijk toegankelijke plaatsen, dus bijvoorbeeld in de hoeken van het ruim, moeten werken.

~Morisson pontonschip:
onbekend.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief Ah667N uit 1925.


~mors:
door een baggerwerktuig verplaatste, maar niet verwijderde bagger.


~morsekabel:
trek-drukkabel die voor het op afstand bedienen van motoren gebruikt werd/wordt. Ook bekend als teleflexkabel.
Teleflex is één van de fabrikanten van dit soort kabels. Morsekabel is de naam van het product.
Dit type kabel werd in eerste instantie voornamelijk gebruikt voor de bedieningen in vliegtuigen en onderzeeboten, pas later worden ze in de binnenvaart toegepast. Voor zover bekend zijn ze op grotere vaartuigen nooit populair geweest.
In 'Schip en werf' van 1939 (nr4) worden ze beschreven als: "... kronkelvrije draden uit één stuk, volgens een bijzondere methode, die uit verschillende met links en rechts, met verschillende spoed, gewikkelde draden van grote sterkte bestaan, die in nauwkeurig bewerkte geelkoperen buizen met heel weinig speling schuiven, terwijl zij met een speciaal vet worden gesmeerd. Ook de aansluitingen zijn genormaliseerd en heel precies gemaakt, zodat de lege gang op een minimum beperkt blijft." Hoe flexibel deze kabels waren, ben ik niet te weet gekomen.
Latere kabels hebben vaak een met kunststof beklede, spiraalvormig gewikkelde, metalen buitenmantel en een met kunststof omgeven, van metaaldraden gevlochten, beweeglijke kern.


~morsmouw:
onderste helft van een losse mouw, gemaakt van manchester of oliegoed, die over de mouw van de jas heen wordt aangetrokken om deze tijdens het vissen of het verwerken van de vis, te beschermen.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


~mortelschip:
schip waarop men betonmortel maakt.
Een dergelijk schip was ondermeer bij de aanleg van de Rijn-Schelde verbinding in bedrijf.


~mosbout:
vermoedelijk een soort keernagel, die bestaat uit een met mos gevuld boorgat dat aan beide zijden met een houten prop gesloten wordt. Zie ook mosnaad.

~mosbreeuwsel:
veenmos of schorpioenmos dat voor het vullen van breeuwnaden gebruikt wordt. Het wordt ook wel aangeduid met mosvulling.
Zie ook mossponning.
GESINTELD MOSBREEUWSEL
: naam voor de wijze waarop mosbreeuwsel toegepast is. Bij deze methode wordt het breeuwsel afgedekt met een moslat, die vervolgens met sintels vastgezet wordt.
Gesinteld werk werd in de zijden (en op het vlak?) aan de binnenzijde aangebracht! Het is, in Nederland, tot in de zestiende eeuw toegepast. In Duitsland is deze techniek nog in het begin van de twintigste eeuw toegepast.
Mosbreeuwsel werd ook wel vastgezet met een moslat en spijkertjes of houten wiggen de zogenaamde prikken. Men spreekt dan wel van priknaden.
Bronnen ondermeer: Mos, Moslat, Sintels en Prikken door H.R. Reinders, 1978. In de middeleeuwen maakte men ook gebruik van twijgen, die bij elke spant met een wig vastgezet waren om het mosbreeuwsel op de plaats te houden.


~Moselkahn:
schip afkomstig van de Moezel. Ook geschreven als Moselkain. De grotere vrachtschepen van deze rivier voeren zelfs tot in het westen van Nederland. Enerzijds zijn er berichten dat ze van de Keen afstammen, anderzijds zegt men dat het van oorsprong Maasschepen waren en de Herna geleken. Er worden echter ook schepen afgebeeld die meer op de Dorstense aak gelijken. Hun belang voor de Nederlandse binnenvaart lijkt me echter gering, vandaar dat ik het hierbij laat. Zie ook Moezelaak, Moezelkeen en Moezelschip.
Bron: Werner Böcking, Die Moselschifffahrt in der nachrömischen Zeit. PDF via henry.baw.de/


~moskel:
grote houten hamer. Zie bij moskuil.

~moskuil:
grote houten hamer. Deze werd onder andere gebruikt om kleinere delen te duvelen en als hamer bij het gebruik van beitels gutsen en dergelijke. Oorspronkelijk echter bedoelt om mos, wat gebruikt werd voor het breeuwen, te pletten. Ook moskwil en moskel genoemd.
Het woord 'moskwil' zoals dat in W. à Winschooten's Seeman voorkomt, berust, zo neemt men aan, op een verschrijving. De term 'moskel' is een plaatselijke variant.
Dat de moskuil een groef in de kop zou hebben, zoals sommige bronnen beweren, berust op een verwarring met de kleedkuil.


~moskwil:
grote houten hamer. Zie bij moskuil.

~moslat:
1> lat die achter de breeuwnaad geslagen werd wanneer de naad het breeuwsel onvoldoende vast hield.
Misschien ook naadlat genoemd?

2> lat waarmee mosbreeuwsel afgedekt wordt. De lat wordt daarna met sintels of prikken vastgezet. Ook sintelroede genoemd.

~mosnaad:
een soort keernagel, die bestaat uit een met mos gevuld boorgat dat aan beide zijden met een houten prop gesloten wordt. Mogelijk ook mosbout genoemd.
Zie ook mossponning.

~mospapier:
tot vellen geperst veenmos dat bijvoorbeeld achter het doodskleed of tussen houten dubbelingen en verbindingen aangebracht werd om een goede waterdichte afsluiting te verkrijgen.
Gerelateerde termen: breeuwen, keernagel, mosnaad.

~Mosselaak:
1> veelal in Zeeland gebouwde, aangepaste versie van de Lemmeraak. Ook wel Bruinisser jacht of Bruinisser aak genoemd. Het schip had geen bun en was tussen vooronder en achterschip geheel open. Ze werden gebruikt voor het vervoer van mosselzaad.
Volgens G.J. Schutten (blz.426) waren de houten schepen wat zwaarder gebouwd dan de gewone (Friese) Lemmeraken. Houten schepen tussen 12 en 14 meter werden volgens hem Zeeuws Lemmerjacht en grotere schepen Zeeuwse mosselaak genoemd.
Onder de stalen (motor)mosselaken bevindt zich ondermeer een bij Stapel te Enkhuizen gebouwd exemplaar met voor de stuurkuip een kleine roef.

[Links: Diverse termen inzake het visserij.]

2> in Zeeland gebruikte benaming voor Lemmeraak.

~mosselbank:
ondiepte waarop veel mosselen voorkomen.
[Links: Diverse termen inzake het visserij.]

~Mosselhengst:
1> een mosselvisser in het algemeen.

2> Hengst waarmee mosselen gevist worden.

~Mosselkaag:
waarschijnlijk een Kaag, gebruikt voor het vervoer van mosselen.

~mosselkor:
ca. 1,9 meter brede metalen kor waarmee mosselen gevangen worden. Per kotter sleept men 2 tot 4 van deze korren voort.
[Links: Diverse termen inzake het vistuig.]

~mosselkotter:
algemene benaming voor een motorvaartuig waarmee men mosselen vist.
[Links: Diverse termen inzake het visserij.]

~mosselman:
1> vaartuig dat mosselen vist, dan wel een bemanningslid van dat vaartuig. Zie ook mosselvisser.

2> iemand, die mosselen verkoopt.

~mosselperceel:
bepaald deel van een mosselbank.
[Links: Diverse termen inzake het visserij.]

~mosselton:
gewichtseenheid gelijk aan 100 kilogram. Ook een baal genoemd.

~mosselvaartuig:
elk willekeurig vaartuig waarmee men mosselen vangt of vervoert.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~mosselveiling:
plaats waar mosselen in grote partijen verhandeld worden.
De enige mosselveiling ter wereld (anno nov.2011) staat in Yerseke.


~mosselverwateringsvaartuig:
vaartuig dat gebruikt wordt om uit de Waddenzee afkomstige mosselen te wateren.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~mosselverwateringsplaats:
gebied dat men gebruikt om mosselen te verwateren; schoon te laten worden. Hiervoor worden ondermeer de Vondelingsplaat en de Galgeplaat in de Oosterschelde gebruikt.
Gerelateerde term: mosselverwateringsvaartuig.
[Links: Diverse termen inzake het visserij.]

~mosselverwerkingsschip:
vaartuig waar de gevangen mosselen schoongemaakt, gekookt, van schelpen ontdaan en voor consumptie of conservering geschikt gemaakt worden.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten en in de Provinciale Zeeuwse Courant 4-10-1991.


~mosselvissen:
het van de bodem ophalen van mosselen.

~mosselvisser:
1> vaartuig dat ingericht is om mosselen te vissen. Ook mosselman of Mosselhengst genoemd. [Afbeelding]

2> schipper, soms ook slechts een bemanningslid op een dergelijk vaartuig.

~mosselwagen:
1> de dwarsbalk van de sleepbeting. Zie ook betingslaper.

2> de ruimte tussen twee betings, als er twee betings zijn of de ruimte tussen de betingstijlen, als er maar één beting is.
Voorbeelden waarin deze term gebruikt wordt zijn schaars, evenals betrouwbare verklaringen. De tweede betekenis lijkt de oudste vermeldingen te hebben, maar is moeilijk te verklaren. De eerste betekenis kan een misvatting van de tweede zijn.


~mosselzaad:
zeer jonge mosselen tot circa 2 cm groot.

~mosselzaadinvanginstallaties:
niet voldoende bekend. Schijnt een onderdeel bij de hangmosselcultuur te zijn.

~mossponning:
1> soort breeuwnaad echter meer in de vorm van een holle gleuf waarin men mos of mospapier aanbracht. Dit mos werd eventueel met sintels vastgezet.

2> door uitholling van twee tegenelkaar sluitende delen gevormde gleuf die geheel met mos gevuld zal gaan worden. Zie ook mosnaad.
Mossponningen werden ondermeer gebruikt bij de constructie van houten drijvende dokken.


~mosterdpot:
schraag met op de bovenzijde een rol. Gebruikt om lang hout te verplaatsen en te steunen. [Afbeelding]

~mosvulling:
mos dat in breeuwnaden geslagen wordt/is. Zie verder bij mosbreeuwsel.

~mot:
1> afval.
a> fijne turfmolm, (turfmot, -mul, -mulm, -meel,) soms ook zaagsel, o.a. gebruikt om opengetrokken naden van het onderwaterschip dicht te krijgen. [Tekst: Breeuwen.]
Gerelateerde termen: mulmen, mothok, motkoer, houtmatte, houtmot, spaanmot.
b> korte stukken hout, zaagsel, houtkrullen en ander houtafval, dat bij de bouw van een schip geproduceerd wordt. Dit werd ondermeer gebruikt in de visrokerijen.

2> tjalk-achtig scheepstype. Zie Duitse mot.
Bron: J. van Beylen stelt in het Zeilvaart lexicon echter dat het Friese schepen zouden zijn. (Dus niet Oost-Fries = Duits)


3> ander woord voor leuver, in het bijzonder de schoothoorn.

4> gaatje in het zeil. Zie motoog.

~motgat:
van een versterking voorzien gaatje in het zeil. Zie bij motoog.

~mothok:
bergplaats in de hellingschuur waar mot(=houtafval) opgeslagen werd.

~motkoer:
Fries voor een mand met daarin turfmolm die men gebruikt bij het molmen. Zie verder bij motkorf.

~motkorf:
aan een lange stok bevestigde tenen mand, waarmee men mot(=turfmolm) in de naden van het onderwaterschip trachtte te brengen. Ook motkoer of ben genoemd. [Tekst: breeuwen.]
Motkoer is het Friese woord voor motkorf

Gerelateerde term: molmen.

~motmatte:
mat waar men mot(=turfmolm) in gewreven heeft en die men langs het onderwaterschip haalt, teneinde lekkende breeuwnaden dicht te krijgen. [Tekst: Breeuwen.]
Gerelateerde term: molmen.

~motoog:
getrensde, kleine opening, een nestelgat, in het zeil waarin de rifseizings of leuvers bevestigd zijn. Ook mot of motgat genoemd.
Is het gat voorzien van een zeilkous, dan spreekt men wel van kramgat.

~motschipper:
schipper, die mot(=houtafval) voor de rokerijen vervoerde.

~motor......:
niet alle mogelijke samenstellingen, vooral niet die in combinatie met een scheepstype, zijn opgenomen.

~motor:
1> verkorte vorm van Luxe-motor.
Gebruikelijke meervoudsvorm in dit geval is motors, niet 'motoren'.


2> motortje: verkorte vorm van motorscheepje.

3> term die in de liggers van de meetdienst voornamelijk gebruikt wordt voor een motorvaartuig ogenschijnlijk ongeacht type of soort. Het kunnen motorvrachtschepen, motorsleepboten, en wat dies meer zij, zijn.

4> een verbrandingsmotor, scheepsdiesel, gloeikopmotor e.d., ook wel een kar genoemd.
COMPRESSORLOZE MOTOR
: dieselmotor waarbij een brandstofpomp de volledige inspuiting verzorgd. Zie ook bij inblaasmotor. Het kan zowel een gloeikop- als een echte dieselmotor zijn.
LIGGENDE MOTOR
,
HORIZONTALE MOTOR
: motor waarbij de zuiger in horizontale richting heen en weer beweegt.
(DIRECT) OMKEERBARE MOTOR
: motor waarbij, voor het achteruit varen, de draairichting omgekeerd kan worden.
STATIONAIRE MOTOR
:
a> motor, die gemaakt is om langdurig met een constant toerental zijn werk te doen.
b> motor, die met alle toebehoren één geheel vormt en min of meer in zijn geheel makkelijk verplaatst zou kunnen worden.

~motoraak:
1> algemene aanduiding voor een aak voorzien van een verbrandingsmotor. Ook motoraakschip genoemd.

2> scheepstype uit de Langedijk. Verkorte vorm van Langedijker Platkop motoraak.

~Motoraakschip:
term die in de liggers van de meetdienst voornamelijk gebruikt wordt voor een aak/lastaak met mechanische voortstuwing. Bij de kleinere schepen treft men ook vaak vrachtscheepjes die voor het vervoer van landbouwproducten gebruikt werden, maar ook visaken kunnen als motoraakschip of scheepje gemeten zijn.

~motoraaksleepboot:
waarschijnlijk een boeieraak of een boeierschuit die men als sleepboot is gaan gebruiken.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten in meting R26477N uit 1961. De vorige meting van het zelfde vaartuig, meting Zb1081N, vermeldt: boeieraakschip.


~motoraakvlet:
vermoedelijk een gemotoriseerde tuindersvlet of aanverwant type.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Bij het kadaster staat het te boek als stalen motoraakschip met ruim. Mogelijk gaat het, gezien de bouwplaats, om een Leidse vlet.


~motorafhaalboot:
vermoedelijk een passagiersscheepje tot het afhalen van personen van in of bij de haven gelegen zeeschepen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motoralarmsysteem:
electrisch of electronisch systeem, dat bij het overschrijden van bepaalde grenzen (te lage oliedruk, te hoge koelwatertemperatuur, e.d.) een lichtsignaal geeft en een krachtig geluidssignaal laat horen.

~motorankerlier:
ankerlier, dat door een motor (verbranding, electrisch of hydraulisch) aangedreven wordt.

~motoratelierschip:
vermoedelijk een motorvaartuig dat als werkplaats voor een kunstenaar dienst doet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbaggermolen:
baggermolen die door een verbrandingsmotor aangedreven wordt. Vergelijk stoombaggermolen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbak:
waarschijnlijk een motorvrachtschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: Ga1285N. Kadasterkaart en latere meting hebben het inderdaad over een motorvrachtschip.


~motorbakschip:
klein motorvaartuig, gemiddeld circa 16 meter, verder niet bekend. Het zou om kleine zelfstandig varende elevatorbakjes kunnen gaan.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbarkas:
klein motorvaartuig voor het vervoer in de havens van passagiers en lichte goederen. Zie ook: barkas.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbergingssleepboot:
motorsleepboot uitgerust tot het assisteren bij bergingen. Zie ook bergingssleepboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbergingsvaartuig:
bergingsvaartuig tot voortstuwing van het vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor.
De term wordt ondermeer in de liggers van de scheepsmeetdienst gebruikt.


~motorbeunschip, m.b.s.:
een beunschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt. [Afbeeldingen]

~motorbeurtboot:
motorvaartuig bestemd voor de beurtvaart.
Vermoedelijk gaat het hierbij een een Luxe-motor of een beurtmotor.
Bron: Advertentie Scheepswerf Ooms, Ammerstol, Weekblad Schuttevaer 16-05-1931.


~motorbeurtvloot:
de verzameling van motorschepen die in de beurtvaart actief zijn.
Bron: o.a. W.A.C. van Dam, Arbeidsbemiddeling in het binnenscheepvaartbedrijf. 1916.


~motorbeurtschip:
1> willekeurig scheepstype dat een beurtdienst vaart en dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Ook beurtmotor en soms ook beurtvaartboot genoemd. Vooral de 'gewone' Luxe-motor en het 'gewone' motorscheepje werden nogal eens voor het uitoefenen van beurtdiensten gebruikt.

2> scheepstype, onder te verdelen in:
a> het type dat min of meer gelijk is aan het stoombeurtschip. [Voorbeeld]
b> het type dat meer lijkt op een aangepaste Luxe-motor of een aangepast motorscheepje. [voorbeeld] Vaak werd het berghout breder en zwaarder gemaakt, soms werd het voordek en het vooronder groter dan gebruikelijk en bij het motorscheepje wilde men nog wel eens de roef weglaten. Een hijstuig behoorde vaak tot de standaard uitrusting.
Zie ook Katwijker en Potdekker.

~motorbinnenvaartuig:
term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten bij meetbrief G4270N. Vermoedelijk gaat het om een koopschuit voor de visserij.

~motorbioscoopschip:
motorschip dat als bioscoop ingericht is.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorblazer:
type vissersschip voorzien van een verbrandingsmotor. Zie verder bij Blazer.

~motorblazerschip:
een blazer voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorboeier:
term zowel gebruikt voor een boeierschuit, als voor een boeieraak, als voor een Friese boeier voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorboeieraak:
vrachtscheepje uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing van het vaartuig. Het kadaster spreekt van een schip met laadruim, 18,4 x 4,25 meter groot. Het gaat dus waarschijnlijk om een boeierschuit en niet om een boeieraak.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorboeieraakschip:
vermoedelijk een boeieraak of anders een kleine boeierschuit voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorboeierschip:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde boeier, vermoedelijk een Boeierschuit (soms ook Boeieraak genoemd), bedoelt.
Meetbrief A6121N heeft echter betrekking op een Friese boeier als jacht.


~motorboeierschuit:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde boeier, vermoedelijk een Boeierschuit (soms ook Boeieraak genoemd), bedoelt.

~motorboeiervrachtschip:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde boeier, vermoedelijk een Boeierschuit, bedoelt.
Meetbrief R9302N; de meetbrief daarvoor maakt echter melding van een aak.


~motorbok:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde bok, bijvoorbeeld een Hollandse bok of een pakschuit, bedoelt.

~motorbokschip:
een motorbok of een motorpakschuit.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbol:
Groninger bol of aanverwant vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.

MOTORBOLLETJE
: vermoedelijk een Vollenhovense bol met een motor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbolpraam:
bolpraam of aanverwant vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbolschip:
bolschip voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorboot:
1> algemene benaming voor een klein motorvaartuig. In feite alleen van toepassing wanneer het vaartuig geheel open is, daar men het anders een motorscheepje (uitleg) dient te noemen.

SNELLE MOTORBOOT
: term uit diverse vaarreglementen, waarmee een klein motorvaartuig, dat een snelheid van meer dan 20 km/u kan behalen, bedoeld wordt.

2> term die sommige scheepsmeters schijnen te willen gebruiken voor diverse motorvaartuigen tussen de ca. 4 en 67 meter.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


3> landrottenterm voor motorschip. Zie ook: vrachtboot.

~motorbootdienst:
1> een met een motorvaartuig gevaren dienstregeling. Ongeacht of het om een veerpont, een beurtschip of een passagiersschip gaat.
Bron: Diverse mededelingen en berichten in dagbladen via Delpher.nl


2> organisatie die met een motorvaartuig een beurtdienst met goederen en/of passagiers vaart.
Ondermeer genoemd in de Nederlandsche staats-courant 1918.


~motorbootschip:
beetje vreemde term voor een motorvrachtschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbootschipper:
schipper op een motorvaartuig. Sinds ca. 1950 heeft dat in toenemende mate betrekking op pleziervaartuigen.
Bron: o.a. W.A.C. van Dam, Arbeidsbemiddeling in het binnenscheepvaartbedrijf. 1916.


~motorbootvaarder:
schipper op een motorboot.

~motorbootveer:
veerdienst die met een motorboot onderhouden wordt.
Bron: Wegwijzer voor de Binnenscheepvaart 1953,


~motorbordes:
op enige hoogte boven de motorfundatie, langs een motor aangebracht soort van loopbruggetje, eventueel met opstapjes of trapje. Ook ingekort tot bordes. [Afbeelding] Alleen grote (hoge) motoren zijn voorzien van een bordes. Het bordes is bedoelt om het smeren van de tuimelaars en/of het plegen van onderhoud op de bovenzijde van de motor te vergemakkelijken. Het bordes bevindt zich meestal aan de bovenzijde van het carter of op minder dan 1,5 meter onder de bovenkant van de motor.

~motorbotter:
botter voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten en in Weekblad Schuttevaer van 02-04-1932 (via Delpher.nl)
Stalen motorbotters waren veelal voor de vaart op de Noordzee bestemd en werden Noordzeebotter genoemd.


~motorbotterschip:
botter voorzien van een verbrandingsmotor als voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbrandbluspatrouillevaartuig:
motorvaartuig van de havendienst toegerust om bij het blussen van branden actief te zijn.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten; meetbrief: A21711N.


~motorbrandblusvaartuig:
motorvaartuig toegerust om bij het blussen van branden actief te zijn. Meestal brandweerboot of blusboot genoemd.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbunaak:
visaak met bun en een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbunboot:
motorboot (dus geen schip) met visbun.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbunbotter:
botter met visbun (wat heel gebruikelijk is) en een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorbunkerschip:
motorvaartuig voor de levering van brandstof aan binnenvaartschepen. Gewoonlijk spreekt men van een bunker- of oliebootje. Vergelijk bunkerschip.
Term aangetroffen in ligger RN2009 van de meetdiensten.


~motorbunschip:
1> motorschip met visbun. Dus geen motorbunboot. (uitleg)
Gerelateerde termen: aalboot, koopschuit, palingkoper, visafhaler.

2> vooral in het zuiden in gebruik zijnde schrijfwijze van motorbeunschip.

~motorbunvaartuig:
motorvaartuig met bun. Men mag er van uit gaan dat het bijna altijd om een visbun zal gaan.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorcementschip:
motorvrachtschip dat ingericht is (of gebruikt wordt) om cement te vervoeren. Meestal zijn dit cementtankers.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorcementtanker:
motortankschip voor het vervoer van cement. Gewoonlijk cementtanker genoemd.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorcementtankschip:
motortankschip voor het vervoer van cement. Gewoonlijk cementtanker genoemd.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorcompressorboot:
vermoedelijk een motorvaartuig waarop één of meer compressoren op of in opgesteld staan.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorcruiseschip:
meestal in advertenties gebruikte benaming voor wat over het algemeen een Rijncruiser genoemd wordt.

~motordekaak:
een dekaak met mechanische voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekaakschip:
vermoedelijk een dekaak met mechanische voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekbak:
motorvaartuig met gesloten dek.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekboot:
vermoedelijk bedoelt men een motordekschuit dan wel een klein motorvaartuig met gesloten dek.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekschip:
1> soort vrachtschip speciaal gebouwd voor het vervoer van dekladingen. Ook verkort tot dekschip. Soort van moderne variant van de motordekschuit alleen dan veel groter. Vaak voorzien van bewoonbare ruimtes op het achterschip. [Afbeelding]

2> ander woord voor motordekschuit.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekschuit:
1> scheepstype. Een vaartuig als een dekschuit, maar met het achterschip zoals van een motorscheepje. [Afbeeldingen]

2> een gewone dekschuit met eigen voortstuwing.

~motordektankschip:
een motordekschuit als tankschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordektankschuit:
vermoedelijk een motordekschuit als tankschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordekzandzuiger:
vermoedelijk een op een motordekschuit opgebouwde zandzuiger.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectieark:
dit blijkt een stalen tjalk te zijn die een directiekantoor herbergt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectieboot:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. In veel gevallen geen boot maar een schip of een scheepje; UITLEG.


~motordirectieschip:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. In werkelijkheid blijkt het om een zogenaamde directiesleepboot te gaan.
Ongebruikelijke benaming. Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectiesleepboot:
vermoedelijk een sleepboot die ook als directievaartuig dienst doet. Zie directiesleepboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectiesleepvlet:
vermoedelijk een sleepvlet die ook als directievaartuig dienst doet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectievaartuig:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordirectievlet:
klein directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. Verder geen gegevens bekend, dus ook niet of het een echte vlet is/was of niet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordrijfvuilboot:
een drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.

~motordrijfvuilschuit:
een drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordrijfvuilvisboot:
een drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motordrijfvuilvisschuit:
een drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.

~motordrijver:
vroeger: knecht op de grotere motorschepen, die voor het onderhoud van de motor verantwoordelijk was. Ook machinist genoemd.
Het is officieel een gediplomeerde functie, maar ook ongediplomeerden werden vroeger wel als motordrijver aangeduid.


~motorduikschip:
lelijk woord voor een motorvaartuig dat als uitvalsbasis voor duikers en kikvorsmannen dient. Ook, net zo lelijk: duikschip genoemd. Gewoonlijk echter een duikerschip (met maar één S) geheten.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwboot:
volledige maar weinig gebruikte term voor wat men gewoonlijk een duwboot noemt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwer:
vermoedelijk datgene wat men gewoonlijk een opdrukker noemt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwschip:
motorvrachtschip (dus eventueel ook een motortankschip) geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwsleepbergingsvaartuig:
bergingssleepboot geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwsleepboot:
volledige maar weinig gebruikte term voor wat men gewoonlijk een duwsleepboot noemt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwsleepvlet:
sleepvlet geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwtanker:
motortankschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwtankschip:
motortankschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwvlet:
motorvlet geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen. Vaak is dit tevens een sleepvlet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorduwvrachtschip:
motorvrachtschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorelevator:
elevatorbak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. Let op: een elevtorBAK, dus niet een elevator.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorelevatorbak:
elevatorbak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorelevatorklepbak:
term die in de liggers van de meetdienst gebruikt wordt voor een soort van onderlosser met mechanische voortstuwing.

~motorelevatorschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee men een bepaald soort beunschip bedoelt.

~Motoren und Turbinen-Union, M.T.U.:
Duitse producent van ondermeer scheepsdieselmotoren. De vestiging in Friedrichshafen, voluit MTU Motoren- und Turbinen-Union Friedrichshafen GmbH was tot 1969 bekend als 'Maybach Mercedes-Benz Motorenbau GmbH'. MTU kent tevens een vestiging München, die bekend staat als MTU Aero Engines GmbH.

~motorfarrie:
een bepaalde Groningse veerschuit, die men wel Farrie noemt, die voorzien is van een verbrandingsmotor.
1x genoemd in de liggers van de scheepsmeetdiensten op S2HO.nl. Zie ook motorvarrie.


~motorfundatie:
op of in het schip aangebrachte versteviging waarop een motor opgesteld is. [Tekst: Machinekamers.] Zie ook: machinekamerfundatie, scheepsfundatie.

~motorgarnalenboot:
garnalenkotter uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorgarnalenkotter:
garnalenkotter uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorgierpont:
gierpont uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorgoederenboot:
oude benaming voor een motorvrachtSCHIP.
Het gaat hier vanzelfsprekend om een schip en niet om een boot!
Het ging in die tijd (ca. 1900-1925) dat de term gebruikt werd gebruikt veelal om flinke vrachtschepen met eigen laad- en losgerei.
In bepaalde kringen ook motorlichter(schip) genoemd.


~motorgrundel:
stalen Grundel met ingebouwde verbrandingsmotor. Behalve het ontbreken van tuigage is er voor zover bekend weinig verschil met de gewone grundel.

~Motorhagenaar:
1> vrachtschip van het type Hagenaar voorzien van een motor.

2> weinig gebruikte term voor een motorvrachtschip met de afmetingen van een Wagenbrugger.
Onder meer genoemd in: Uitspraken van den Raad voor de Scheepvaart..... 's-Gravenhage, 02-05-1955. Via Delpher.nl.


~motorhagenaarschip:
hagenaar uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorheibak:
heiponton uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorherft:
herft waarin een motor (meestal voor de zijschroef) geplaatst is.

~motorhevelaak:
hevelaak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~Motorhevelaakschip:
term die in de liggers van de meetdienst gebruikt wordt voor een hevelaak met mechanische voortstuwing.

~motorhijsbok:
(hijs)bok uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorhoogaars:
een gemotoriseerd vissersschip van het type Hoogaars.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorhoorn:
grote maat blaastoeter die met een compressor aangeblazen moet worden.
Bron: documenten tagrijn Weduwe S.J. de Vries & zonen.


~motorhopper:
hopperzuiger uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorhopperzuiger:
hopperzuiger uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorhorecaschip:
motordekschuit waarop of waarin naar het schijnt een horeca-inrichting gebouwd is.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorhoutvisvaartuig:
vaartuigje van de reinigingsdienst Rotterdam (Roteb) klaarblijkelijk bestemd om drijfhout uit het water te halen of daarbij gedienstig te zijn. Zie ook houtvisboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorijsbreker:
ijsbreker uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.

Gerelateerde term: stoomijsbreker.

~motorinbouw:
proces waarbij er een verbrandingsmotor met de benodigde toebehoren in het schip geplaatst wordt.
Het inbouwen van een motor in een zeilschip was een hele operatie. De motor diende een stevige fundatie te krijgen, de spanten van het schip dienden ter plaatse verstevigd te worden, er diende een schroefas in het schip geplaatst te worden, voor de veiligheid werd vaak het roerwerk aangepast, de machineruimte diende van de rest van het schip gescheiden te worden enz. enz. Kort om niet een operatie die men zo maar doet. Meer daarover valt te lezen bij: de tekst Machinekamers en ook de tekst Zijschroeven besteed er aandacht aan.


~motorinbouwer:
functie bij bedrijven, die motoren in schepen plaatsen.

~motorinspectievaartuig:
inspectievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorinstructievaartuig,
in de liggers van de meetdiensten gebruikte term voor een opleidingsvaartuig.

~motorjachtschip:
in de liggers van de meetdiensten gebruikte term voor een met een brandstofmotor uitgerust beurtscheepje, maar ook voor een dito rondvaartbootje en een pleziervaartuig.

~motorkaan:
vrachtschip, een kaan, uitgerust met een verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
Term ondermeer aangetroffen in "Ons Zeewezen" vol.13.


~motorkaanschip:
in de liggers van de meetdienst gebruikte term voor een vijftal schepen die te Westerbroek en Martenshoek voor Duitse eigenaren gebouwd werden. Vier schepen waren rond 54 meter, de vijfde 39 meter. Model onbekend. Extra informatie zie bij Kaan.

~motorkabelpont:
kabelpont die gebruikt maakt van een eigen voortstuwing in de vorm van een (verbrandings)motor.
Alhoewel het in de term niet besloten ligt, krijg ik de indruk dat de term hoofdzakelijk gebruikt wordt voor kabelponten die zich zelf met een scheepsschroef (roerpropeller) voortstuwen. Er zijn echter ook kabelveren die zich met behulp van een motorlier langs de kabel voorttrekken.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~Motorkagenaar:
Kagenaar met het achterschip zoals een motorscheepje.

~motorkamer:
1> minder gebruikelijk term voor machinekamer.

2> soms gebruikt als aanduiding voor de ruimte waar andere motoren dan de voortstuwingsmotoren opgesteld staan. Bijvoorbeeld de pompkamer.

~motorkampeerschip:
1> motorvrachtschip dat gedurende de zomer omgebouwd werd om met betalende passagiers meerdaagse tochten te houden. De term was rond 1950 in zwang.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


2> mogelijk klein motorscheepje tot het vervoer van een kamperend gezelschap en hun spullen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief A13869N betreffende een Westlander.


~motorkanaalschip:
kanaalschip uitgerust met een verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkantoorlogiesschip:
motorschip ingericht voor het verblijf van personen, tevens dienstdoend als kantoor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkantoorschip:
motorschip dat men als kantoor ingericht heeft.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkast:
1> scheepstype: een Kast voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


2> gesloten behuizing over een motor. Een grote motorkist. [Afbeelding]

~motorkempenaar:
een vrachtschip van het type kempenaar dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorketelschip:
een ketelschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorketeltankschip:
een ketelschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkist:
wegneembare, stalen of houten omkisting van een in de buitenlucht geplaatste motor. Ook motorkast genoemd. [Tekst: Machinekamers.]

~Motorklipper:
1> algemene term voor een Klipper zonder tuigage, maar met een in gebouwde scheepsdiesel.
Zie ook motorklipperschip.

2> scheepstype: namelijk een klipper met het achterschip zoals een Luxe-Motor, dus met een naar binnenvallend hek. Vaak bij de bouw nog wel voorzien van een volledige tuigage. [Afbeelding]
Er zijn slechts enkele van dit soort schepen gebouwd. Zie ook klipperkraak.


3> verwarrende benaming voor een Luxe-motor met klipperkop.
Voor zover bekend is het schip van Reidinga uit Akkrum het enig bestaande exemplaar. Het is een volwaardige Luxe-motor, dus met salonroef, stuurhut en zonder tuigage, maar met een echte klipperkop. Men hoopte dat men bij de vaart over het IJsselmeer minder vast water over zou krijgen dan met de normale scherpe steven.


~Motorklipperaak:
Klipperaak zonder tuigage, maar met een ingebouwde scheepsdiesel.
Zie ook motorklipperaakschip.

~motorklipperaakschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een gemotoriseerde klipperaak aangeduid wordt.
Inschrijving A18260N maakt melding van een België gebouwd klipperaakschip uit 1881!!!


~motorklipperschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een gemotoriseerde klipper aangeduid wordt.
Zie ook: motorklipper.

~motorkoeler:
warmtewisselaar waarmee het koelwater van de motor gekoeld wordt. De term wordt vrijwel uitsluitend gebruikt wanneer men expliciet onderscheidt tussen de oliekoeler en koeler voor de motor wenst te maken.

~motorkoelwater:
1> het water dat door de motor stroom om deze te koelen.

2> term die gebruikt wordt om bij interkoeling systemen onderscheid te maken tussen het water dat van buiten komt, het buitenkoelwater en het water dat door de motor en warmtewisselaars circuleert, het motorwater. Soms ook omloopkoelwater genoemd.

~motorkoelwatercircuit:
alle met elkaar verbonden ruimten waarin zich het motorkoelwater bevindt. Dit omvat behalve het motorblok zelf, de warmtewisselaars, oliekoelers, pompen, expansievat, eventuele nakoelers en alle bijbehorende leidingen en afsluiters.

~motorkoelwaterpomp:
de pomp die het koelwater door het motorblok pompt. Bij omloopkoeling is dat dus de koelwatercirculatiepomp, bij doorstroomkoeling de buitenwaterpomp.

~motorkoelwatertemperatuur:
de temperatuur van het koelwater gemeten nadat het net de cilinderkoppen verlaten heeft.
Omdat het meestal wel duidelijk is dat men het over de motor heeft, spreekt men meestal van koelwatertemperatuur.


~motorkoelwaterthermometer:
meestal koelwatertemperatuurmeter genoemd.

~motorkorboot:
een korboot die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkotter:
algemene benaming voor een stalen vissersschip, met scherpe steile steven, een, naar voor, oplopende zeeg en vaak een flinke verschansing, voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor. Soms bedoelt men echter een binnenvaartkotter.

~motorkotterschip:
algemene benaming voor een stalen vissersschip, met scherpe steile steven, een, naar voor, oplopende zeeg en vaak een flinke verschansing, voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkraak:
een kraak die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkraakschip:
een kraak die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkraanoverslagschip:
kraanoverslagschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkraanponton:
kraanponton dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkraanschip:
kraanschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorkuil:
sleepkuil die door een motorvissersschip voort getrokken wordt.
Genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl


~motorkustvaartuig:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een gemotoriseerde kustvaarder/coaster aangeduid wordt.

~motorlasboot:
motorvaartuig toegerust tot het verrichten van laswerkzaamheden (aan zeeschepen). Vermoedelijk was het vaartuig uitgerust met een lasaggregaat.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorlemmerjacht:
een gemotoriseerd vissersschip van het type Lemmerjacht.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorlenspomp:
lenspomp die door een motor aangedreven wordt. Over het algemeen wordt de term alleen voor die lenspompen die door een eigen verbrandingsmotor aangedreven worden gebruikt. Het is dus een pompaggregaat.

~motorlichter:
lichterschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Dit soort schepen werden in hun tijd ook aangeduid als motorgoederenboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorlichterschip:
min of meer verouderde term voor een motorvrachtschip.
Dit soort schepen werden in hun tijd ook aangeduid als motorgoederenboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorlier:
een werktuigelijk aangedreven anker- of draadlier.

~motorlierbak:
niet bekend. Misschien zoiets als een zelfvarend ponton met daarop een flink lier.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: Mp85N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorlodingsvaartuig:
vermoedelijk zoiets als een peilvaartuig.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorlogementschip:
niet serieus te nemen inschrijving in de liggers van de meetdiensten. Het betreft een houten scheepje van 12 meter. Meetbrief A14524N.

~motorluik:
1> grote stalen deur in het machinekamerschot, waarlangs de motor, bijvoorbeeld voor reparatie, naar het ruim getakeld kan worden.
Zie ook Tekst Machinekamers.]

2> luik dat toegang geeft tot een benedendekse ruimte die als machinekamer gebruikt wordt.

~motormeetvaartuig:
motorvaartuig dat metingen in het vaarwater verricht. Ook bekend als meetvaartuig en als opnamevaartuig.
Zowel het peilvaartuig als het motormeetvaartuig zullen ongetwijfeld diverse soorten metingen verrichten. Het zijn dus min of meer hetzelfde soorten vaartuigen. Een iets afwijkende groep vormen misschien de onderzoekingsvaartuigen, boorvaartuigen, milieuvaartuigen, e.d.


~motormelassetanker:
een motortankschip bestemd voor het vervoer van melasse.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motormelkboot:
motorvaartuig, vaak, maar niet altijd, van een type verwant aan het motorschip, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Ook melkmotor(tje) genoemd.
Zie ook: melkboot. en melkscheepje.
De term boot is hier in het geheel niet op zijn plaats [uitleg]. Het zou, indien het een open vaartuig is, een motormelkschuit en indien het dekken heeft een motormelkscheepje moeten heten. Beide termen ben ik echter nog niet tegengekomen.

~motormelkbootvaarder:
schipper op een motormelkboot.

~motormelkschip:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Ook motormelkscheepje genoemd.
Zie ook: motormelkboot, motormelkschouw, motormelkschuit.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 18-08-1916, Via Delpher.nl.

~motormelkschouw:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Zie ook: motormelkboot en melkscheepje.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 03-10-1960, Via Delpher.nl.

~motormelkschuit:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Zie ook: motormelkboot en melkscheepje.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 07-12-1929, Via Delpher.nl.

~Motormosselaak:
mosselaak die ontworpen is om tevens van een motorische voortstuwing gebruik te maken. Het achterschip heeft in verband daarmee soms iets meer volume. Verder zijn er echter bijna geen verschillen met de gewone mosselaak.

~Motoronderlosser:
term die in de liggers van de meetdienst gebruikt wordt voor een onderlosser met mechanische voortstuwing.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~Motoronderoplosser:
term die in de liggers van de meetdienst gebruikt wordt voor een onderoplosser met mechanische voortstuwing.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motoropduwer:
gewoonlijk alleen opdrukker/opduwer genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motoropduwvlet:
vermoedelijk een opdrukkervlet.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motoroverslaglichter:
vermoedelijk ongeveer gelijk aan een motoroverslagschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motoroverslagschip:
overslagschip ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor. Aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten.

~motorpakschip:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een motorpakschuit bedoelt.

~motorpakschuit:
1> scheepstype. Een ijzeren of stalen pakschuit met een achterschip dat lijkt op dat van het motorscheepje of ander type met geveegd achterschip. Soms ook motorpakschip of motorbokschip genoemd.

2> een gemotoriseerde pakschuit.

3> meestal klein motorscheepje, dat de diensten die eerst met de pakschuit verricht werden, uitvoert.

~motorpalingboot:
een gemotoriseerde visafhaler gebruikt bij de palingvisserij. Een motorbunschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorparlevinker:
een motorvaartuig dat door een parlevinker gebruikt wordt.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorparlevinkerschip:
een motorvaartuig dat door een parlevinker gebruikt wordt.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersboot:
motorvaartuig voor het vervoer van passagiers, waar bij ondermeer inbegrepen voetgangerspontjes en dagpassagiersschepen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersschuit:
alleen bekend in de navolgende combinatie:
motorpassagiers- en goederendekschuit
: soort motorschip, vermoedelijk met een gesloten dek, dat een beurtdienst onderhield tussen Utrecht en Amsterdam. Naam: Vecht en Zaan XII.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten, meetbrief: Ga1850N. Deze en de vervolg liggers geven geen uitsluitsel over het model van deze schuit. Misschien bedoelt men wel een potdekker; de lengte-breedteverhouding wijst wel in die richting.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagierssleepboot:
in dit geval: voetgangerspontje min of meer met het model van een motorsleepboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. Het betreft hier twee scheepjes van de Fa. Donkersloot die bij IJmuiden een voetveer onderhielden.


~motorpassagiersvaartuig:
een motorvaartuig dat passagiers kan vervoeren.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersveerboot:
vermoedelijk bedoelt men een voetgangerspontje of iets dergelijks.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersvlet:
soort personeelsbootje van de Rotterdamse roeiersploeg. Vermoedelijk met het rompmodel van een parlevinkervlet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersvrachtschip:
een motorpassagiersschip, dat ook lading, meestal stukgoed, kan vervoeren.
Dit soort schepen onderhielden meestal veer- en lijndiensten.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpassagiersschip, m.p.s.:
passagiersschip, dat voor de voortstuwing een verbrandingsmotor gebruikt. De term wordt tegenwoordig bijna uitsluitend in advertenties gebruikt. Vroeger, in de tijd dat er zowel stoom- als motorpassagiersschepen waren, is de term vaker in gebruik geweest. Zie ook: dagpassagiersschip, rondvaartboot, rijnpassagiersschip, enz.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.


~motorpatrouilleboot:
een patrouillevaartuig, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. In de meeste gevallen zal het gaan om een schip, maar soms ook gaat het om een boot. (Uitleg schip+boot)
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpatrouillevaartuig:
een patrouillevaartuig, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpaviljoenaak:
een vrachtschip met paviljoen, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
2x aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Het ene vaartuig zou een zeilende paviljoentjalk met motor geweest kunnen zijn. De andere was als motoraak omschreven,
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpaviljoenboeier:
vermoedelijk een boeierschuit met paviljoen, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term 1x aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpaviljoenschip:
een paviljoenschip, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Ook als paviljoenmotorschip geschreven.

~motorpaviljoentjalk:
een paviljoentjalk, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpaviljoentjalkschip:
een paviljoentjalk, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpeilboot:
een peilvaartuig uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpeilschip:
een peilvaartuig uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpeilvlet:
een peilvlet uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorplatkopaak:
Langedijker platkopaak voorzien van een verbrandingsmotor. Zie verder bij Platkop motoraak.

~motorpolitiekruiser:
motorvaartuig van (toendertijd) de Rijkspolitie te water.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Het betreft de R.P. 1 uit 1957.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpompboot:
niet duidelijk, mogelijk een bilgeboot of een bergingsvaartuig; het laatste is waarschijnlijk.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief R27082N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpompschip:
niet duidelijk, mogelijk een bilgeboot.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief R18739N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpont:
een pont, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpraam:
1> scheepstype. Friese praam met een achterschip zoals van een motorscheepje.
Een vrijwel onbekend scheepstype waarvan in het Fries Scheepvaartmuseum toch een tekening te vinden is.


2> praam, willekeurig van welk type, uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorpraamschip:
praam, willekeurig van welk type, uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorprofielzuiger:
een profielzuiger die uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorproviandboot:
een motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorprovianderingsvaartuig:
een motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorproviandschip:
vermoedelijk een motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorproviandvaartuig:
een motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorraderboot:
raderboot/schip, dat voor de voortstuwing van een verbrandingsmotor gebruik maakt.
De term boot is hier niet op zijn plaats, omdat het zich in de meeste gevallen om een schip handelt (uitleg).


~motorraderpassagiersschip:
raderpassagiersschip dat door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
De term werd naar analogie met motorradersleepboot gevormd. De term werd medio 2017 niet met de zoekmachines van Google, Microsoft of Delpher gevonden.


~motorradersleepboot:
radersleepboot waarbij de schepraderen door een verbrandingsmotor aangedreven worden. Ook wel radermotorsleepboot genoemd.
De eerste motorradersleepboot die ooit de Rijn bevoer was de in 1885 als raderstoomsleepboot gebouwde Franz Haniel I. In 1929 werd de toenmalige machine van 1300 ipk vervangen door twee MAN diesels van 500 pk elk. Het schip voer daarna voor Scheepvaart- en Handelsmaatschappij Trinitas NV Rotterdam, een dochteronderneming van Franz Haniel & Cie Gmbh. Zij zonk door oorlogsgeweld in 1945, werd in 1947 gelicht en vervolgens gesloopt. (Bron: Radersleepboten, A. Lentjes & T. de Wit.)
Later werden ook enkele andere sleepboten tot motorschip omgebouwd, maar groot is hun aantal nooit geweest.
Op de Elbe en Donau hebben echter meerdere van dit soort schepen gevaren. (Zie het blad Binnenvaart 4/2012.) Dit waren niet alleen dieselradersleepboten, enkele waren gedurende de oorlog voorzien van gasmotoren die door houtvergassers gevoed werden.


~motorreglement:
verzekeringsreglement waarin schade aan motoren en voortstuwingswerktuigen geregeld is.

~motorroefje:
op een roefje gelijkende opbouw die geplaatst is om de motor te kunnen herbergen. Dit geldt ook als dit gedeelte min of meer een verlenging van een reeds bestaand roefje is. Zie ook machinekameruitbouw.

~motorroefschip:
motorschip met roef.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorroeftjalk:
motortjalk met roef.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorroeiboot:
roeischuit die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorrondvaartboot:
rondvaartboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorruimte:
soort van kleine machinekamer onder voordek, kuipvloer of soms ook stuurhutvloer. [Zie ook Tekst Machinekamers.]

~motorsalonboot:
salonboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsalonschip:
salonboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorscheepje:
1> scheepstype: type motorschip met minder holte en zeeg dan de Luxe-motor. Ook wel motortje of motorreke genoemd. Indien aanwezig heeft het scheepje een salonroef, stuurhut meestal òp het dek (of zelfs iets daarin verzonken) met daarvoor de machinekamerlichten. Achter het ruim liggen het dek en de gangboorden meestal gelijk met de bovenrand van het vaartuig. Tot ca. 25 m lang en daarbij dan een laadvermogen van ca. 70 ton. Eventueel te onderscheiden in drie types: het (meestal kleine) smalle type, het type met min of meer normale verhoudingen en het (meestal lange) lage brede type, dat volgens sommigen de bijnaam strijkijzer droeg. Veel motorscheepjes voeren echter als motorbeurtschip of met eigenvracht en waren daarom volledig aan het vaargebied en de wensen van de eerste eigenaar aangepast. [Afbeeldingen] Een vrij groot aantal schepen hebben eigenlijk of te veel zeeg, of een te grote holte om een echt motorscheepje te zijn. Ze worden door de eigenaren daarom graag als Luxe-motor gekwalificeerd, zonder dat echt te zijn, dus zijn ze gewoon een klein motorschip.

2> een klein motorschip.

~motorschelpenzuiger:
schelpenzuiger die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorschepenkont:
een achterschip zoals een Luxe-motor of een motorscheepje, dus een flink geveegd achterschip met een naar binnen vallend hek, wat van bovenaf gezien rond eindigt.

~motorschepenkop:
een voorschip zoals een Luxe-motor of een motorscheepje, dus een vrij scherp voorschip met een rechte verticaal staande steven.

~motorschildje:
op de motor aangebracht metalen plaatje waarop het merk, fabricaat, type- en serienummer van de motor vermeld staat. Soms bevat een motorschildje nog diverse andere gegevens die van belang kunnen zijn.

~motorschip, m.s.: :
1a> volgens schippers: een schip dat een motor heeft om zich voort te bewegen en niet over zeilen beschikt.
Naar het schijnt is eind 1892, begin 1893 de eerste proefvaart met een beurtscheepje uitgerust met een van Rennesmotor gehouden. Voorlopig vergden de motoren echter met regelmatige tussenpozen veel onderhoud, waardoor hun geschiktheid min of meer tot de beurtvaart beperkt bleef. (Bron: Schepen en schippers van Bergen op Zoom door Kees Touw)

b> volgens de reglementen: een schip dat van een mechanische voortstuwing gebruik maakt. Volgens schippers is een schip met zeilen dus een zeilschip, ook wanneer het op de motor vaart, volgens de reglementen is het dan echter een motorschip.
Zie ook metòr.
MOTORSCHIP VAN DE MOERVAART
: houten vrachtschip uit België, ook bietenschip van de Moervaart genoemd. Zie verder bij bietenschip.

2a> algemene naam voor vrachtschepen met een rechte steile stafsteven en een geveegd achterschip met een naar binnenvallend hek. Kortweg ook Motor genoemd.
Men kent ondermeer: het Motorscheepje, de Luxe-motor (de Zelflosser) en het Motorbeurtschip.
De Wad en Sontvaarder (Beltvaarder) en de Katwijker zijn nauw verwant aan het motorschip, maar kunnen een afwijkend achterschip hebben.
b>
MODERN MOTORSCHIP, MODERNE MOTOR
: bij gebrek aan typenamen gehanteerde aanduiding voor bijna elk motorvrachtschip, dat niet tot één der oude types behoort. Soms gebruikt met toevoegingen, die betrekking hebben op de vorm van het voor- of achterschip. Ook hanteert men vaak een naam die betrekking heeft op de afmetingen (zie maatschip) of het gebruik (droge-ladingschip, beunschip, tankschip, containerschip). Over het algemeen zijn het grote schepen (50 m en meer), zonder noemenswaardige zeeg, een grote, niet of weinig verzonken, roef op het achterschip en de stuurhut voor of op de roef, vaak voorzien van een brug of brugvleugels.
Zie ook: eurovrachter, frontrunner, riverhopper.

~motorschipper:
de schipper op een motorvaartuig.
Bron: Algemeen Handelsblad, 16-04-1904, | Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934, Tjeenk Willink 1934. Beiden via Delpher.nl.


~motorschipponton:
waarschijnlijk een zelfvarend ponton.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorschokker:
vissersvaartuig van het type Schokker dat van een verbrandingsmotor voorzien is.
Voor zover bekend zijn er geen belangrijke verschillen in de rompvorm tussen de Schokkers die zeilen en die welke op de motor varen.


~motorschouw:
vaartuig van het type schouw, meestal een zeeschouw, dat door een verbrandingsmotor voortbewogen wordt. De scheepjes hadden soms nog wel de mogelijkheid een klein zeil te voeren.
Beroepsmatig werden de motorschouwen voornamelijk in de visserij en als werkscheepje gebruikt.
Zie ook motorvisschouw.

~motorschot:
uitneembaar gedeelte, meestal met bouten en moeren vastgezet, van het machinekamerschot. Ook het motorluik genoemd. [Tekst: Machinekamers.]

~motorschroefboot:
waarschijnlijk een motorvrachtscheepje dat ter voortstuwing gebruik maakt van een schroef.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorschroefsleepboot:
een schroefsleepboot uitgerust met verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorschuit:
1> algemene benaming voor schuiten met een ingebouwde mechanische voortstuwing.

2> bepaalde tuindersschuit. Zie verder bij Langedijker rondkont-motorschuit.

3> Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee naar het schijnt zowel open motorschuiten, zoals tuinders die gebruiken, motordekschuiten als ook vrachtscheepjes, bijvoorbeeld voor de beurtvaart, bedoeld kunnen worden.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepbergingsvaartuig:
vermoedelijk gewoon een motorsleepboot uitgerust met bergingspompen. Gewoonlijk een bergingssleepboot genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepboot, m.slb.:
sleepboot, die voor de voortstuwing, gebruik maakt van een verbrandingsmotor.

~motorsleepbootschip:
vermoedelijk gewoon een motorsleepboot.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepdirectieboot:
in dit geval een motorsleepboot, die tevens als directievaartuig (Geen BOOT!) dienst doet.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepduwboot:
motorvaartuig, dat zowel voor het duwen van schepen geschikt is. Gewoonlijk een duwsleepboot genoemd.
Aangezien 'sleep' het bijvoeglijk deel is zou het eigenlijk een duwboot, die voor sleepwerk geschikt is, moeten zijn. De term 'duwsleepboot' verdient daarom voor omgebouwde sleepboten dus de voorkeur. Ook de motorsleepduwboot blijkt in de liggers een omgebouwde sleepboot en geen duwboot te zijn.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Ook de motorsleepduwboot blijkt in de liggers een omgebouwde sleepboot en geen duwboot te zijn.


~motorsleepduwvlet:
een motorvlet die andere vaartuigen zowel kan slepen als kan duwen.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepkaan:
éénmalig in de liggers van de meetdienst gebruikte term. Volgens een krantenartikel gaat om een schip uit een serie van 8 voor rekening van de Firma Rörs & Co. te Bremen. Mogelijk betreft het een slepend vrachtschip ook sleepmotorschip genoemd. Extra informatie zie bij Kaan.

~motorsleepschip:
vermoedelijk kan hiermee niet alleen een sleepmotorschip, maar ook een motorsleepboot of iets dergelijks bedoeld worden.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsleepvlet:
enig juiste, maar weinig gebruikte term, voor een motorvlet, die voor het verrichten van sleepwerk gebouwd is.
De term komt ondermeer voor in de liggers van de meetdiensten.

~motorsloep:
overwegend een klein motorvaartuig veelal voor recreatief gebruik. Soms als overzetbootje. De term wordt ook gebruikt voor vaartuigen die niet tot het scheepstype sloep gerekend kunnen worden.
De term wordt 1x gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of het vaartuig in kwestie beroepsmatig gebruikt werd.


~motorsnelschip:
snel varend vaartuig.
De term wordt 1x gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of het vaartuig in kwestie beroepsmatig gebruikt werd.


~motorsnik:
een snik voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of er ook snikken met een aan de scheepsschroef aangepast achterschip gebouwd zijn.


~motorsnikschip:
een snik voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorspits:
1> een spits met een motorspitsenkont.
Men beschouwt het dus als een apart scheepstype. Ook de sleepspits is een type met een apart model.


2> een Spits voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
In tegenstelling tot hiervoor kijkt men nu alleen naar de wijze van voortstuwing.


~motorspitsenkont:
een achterschip van een spits, dat vanaf dekhoogte ongeveer recht naar beneden loopt, aan de achterzijde soms zelfs nog iets naar buitentoe weglopend, maar waarvan het onderste gedeelte geveegd is. Ook kortweg spitsenkont genoemd. Bij de Hollandse spits is de bovenhelft klein, t.o.v. de onderhelft, bij de Belgische spits is dat net anders om. Men noemt een dergelijk achterschip ook een kruiserhek. [Afbeelding]
- In sommige kringen noemt men een spits met kuiserhek een Spits of schip met hennegat of kippekontje.
- Het kruiserhek van een spits lijkt in het Franse taalgebied 'Cul-de-poule' genoemd te worden. Zie verder aldaar.


~motorspitsschip:
gewoonlijk motorspits genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorsplijtbak:
splijtbak die voorzien is van een (verbrandings)motor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsplijthopperzuiger:
hopperzuiger, die tevens een splijtbak is en die voorzien is van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorspoelingschouw:
houten 'tankschip', een spoelingschouw, die voorzien is van een verbrandingsmotor.
1x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorspoorpont:
motorvaartuig dat ingericht is om treinwagons over het water te brengen. Meestal spoorpont genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsportvissersvaartuig:
motorvaartuig dat gebruik wordt of bestemd is om met sportvissers te gaan varen. Meestal sportvissersvaartuig genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsportvisvaartuig:
motorvaartuig dat gebruik wordt of bestemd is om met sportvissers te gaan varen. Meestal sportvissersvaartuig genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorsteenstorter:
een steenstorter voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing van het vaartuig.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.


~motorsteilsteven:
vrachtschip van het type steilsteven ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Onder meer genoemd in de Schuttevaer van 22-03-1930.

Onder meer genoemd in de Schuttevaer van 26-10-1929.


~motorstevenaak:
vrachtschip van het type stevenaak ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In aantal gevallen gaat het hier namelijk om klipperaken en niet om stevenaken. | Verder onder meer genoemd in de Schuttevaer van 07-07-1928.


~motorstevenaakschip:
vrachtschip van het type klipperaak ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. In dit geval zijn het echter geen stevenaken maar klipperaken. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. | Verder onder meer genoemd in de Schuttevaer van 26-10-1929.


~motortankaak:
vrachtschip voor het vervoer van vloeibare lading of poeder ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten betreffende een zwavelzuurtanker voor Ketjen Amsterdam met de meetbrief A3303N. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankbak:
onbekend. Het is mij zelfs niet duidelijk of het om een drijvend werktuig of om een vaartuig gaat.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankboot:
vermoedelijk gewoon een motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten voor vaartuigen tussen de 13 en 57 meter. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. De scheepsmeter heeft in dit geval een beetje tegenstrijdige benaming gebruikt. Tankschepen zullen namelijk zelden boten zijn. (Uitleg). Zie ook olieboot.


~motortankbootschip:
vermoedelijk gewoon een motortankschip.
1x voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. Deze merkwaardige en tegenstrijdige (Uitleg) benaming kan ontstaan zijn doordat de scheepsmeter er een handje van had alles op schip te laten eindigen. Meetbrief: Hz1450N.


~motortankdekaak:
waarschijnlijk een motordekschuit die tevens een tankschip is.
7x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankdekschip:
vermoedelijk een motordekschuit die tevens een tankschip is.
4x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankdekschuit:
motordekschuit die tevens een tankschip is.
Slechts 1 schip in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankduwbak:
motortankschip, vermoedelijk met duwbakkenneus, dat tevens een duwschip is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankduwschip:
motortankschip dat tevens een duwschip is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortanklichter:
voor zover bekend niet afwijkend van een motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Waarbij hooguit opgemerkt kan worden dat de schepen niet al te groot, 17-58 meter, zijn.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortanklichterschip:
voor zover bekend niet afwijkend van een motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Waarbij hooguit opgemerkt kan worden dat de schepen niet al te groot, 29-37 meter, zijn.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortankschip, m.t.s.:
tankschip met een verbrandingsmotor. Ook motortanker of tankmotorschip genoemd.
De term wordt ondermeer in de liggers van de meetdiensten gebruikt.


~motortankschuit:
vermoedelijk niet al te groot motortankschip.
De term wordt ondermeer in de liggers van de meetdiensten gebruikt. Het lijkt daar om spijsolietankers te gaan.


~motortankspits:
motortankschip van het type spits.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortender:
een tender/barkas met verbrandingsmotor.

~motortentoonstellingsschip:
een motorschip aan boord waarvan een tentoonstelling gehouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortjalkjacht:
veelal een tjalk voortgestuwd door een verbrandingsmotor, die aan de vrachtvaart onttrokken en van een ruimere accommodatie voor personen voorzien is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motortjalk, m.tj.:
Tjalk met verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
Zie ook zeiljalk, motortjalkschip.

~motortjalkschip:
Tjalk met verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een gemotoriseerde tjalk aangeduid wordt. De liggers kennen ook het sleeptjalkschip en het gewone tjalkschip.
Zie ook: motortjalk.

~motortjalkschuit:
vermoedelijk vrij gewone tjalk. In IJlst gebouwd. Mogelijk een te fors uitgevallen skûtsje of een skûte. Verder niet bekend
Term 1x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motortje:
een klein motorvrachtscheepje met steile steven en geveegd achterschip. Zie verder bij motorscheepje.

~motoruitbouw:
1> ten behoeve van de motor of onderdelen daarvan, door de machinekamer of motorruimte plaatselijk te vergroten, verkregen extra ruimte.

2> ten dienste van de plaatsing van een nieuwe motor de oude motor, en alle toebehoren die niet langer bruikbaar zijn, verwijderen.

~motoruur:
elk der uren dat een (motor)zeilschip op zijn motor gevaren heeft. Vergelijk draaiuur.
De term werd wel gebruikt bij kostenberekeningen voor de inbouw van een motor in een zeilend vrachtschip. Ook schijnt de term gebruikt te worden in de reglementen van wedstrijden tussen de huidige binnenvaartzeilschepen.


~motorvaart:
1> de scheepvaart met motorschepen. Zie ook: vaart.
Term die gebruikt wordt om onderscheid te maken met zeilvaart, duwvaart, sleepvaart e.d.


2> het varen met een motorschip.
Term die in diverse reglementen gehanteerd wordt.


~motorvaartuig:
1> volgens veel reglementen: een vaartuig, dat van een mechanische voortstuwing gebruik maakt, dus ook een zeilschip dat op de motor vaart en ook stoomschepen of schepen met electrische voortstuwing.

2> in het algemeen: een vaartuig dat voor de voortstuwing over een verbrandingsmotor kan beschikken, het kan op andere tijden dus ook van spierkracht of van de wind gebruik maken.

~motorvaarttoeslag:
extra heffing die men diende te betalen wanneer men op bepaalde wateren met een motorvaartuig voer.
Bron: overlevering.


~motorvaartverbod:
verbod om een bepaald water met een motorvaartuig te bevaren.

~motorvaartvergunning:
vergunning, die men in bepaalde gebieden moet kopen, om daar met een motorvaartuig te mogen varen.

~motorvarrie:
een bepaalde Groningse veerschuit, die men gewoonlijk Farrie noemt, welke voorzien is van een verbrandingsmotor.
1x genoemd in de handschriften van de liggers van de scheepsmeetdiensten. Zie ook motorfarrie.


~motorveeboot:
motorschip die voor het vervoer van vee ingericht is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In onderhavige gevallen is er geen sprake van een boot, maar van een schip! ( Uitleg.


~motorveepakschuit:
motorpakschuit die voor het vervoer van vee ingericht is. Misschien bedoelt men een zogenaamde bekbok.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorveepraam:
veepraam die door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemde gevallen gaat het om een Fries scheepje van 17 meter.


~motorveer:
1> motorvaartuig dat een veerdienst onderhoudt.
Bron: Algemeen Dagblad 13-01-1956. Via Delpher.nl


2> veerdienst die met een motorvaartuig onderhouden wordt.
Bron: Algemeen Handelsblad 11-01-1940. Via Delpher.nl


~motorveerbak:
onbekend type motorschip waarmee een veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemd geval gaat het om een scheepje van slechts 13 meter.


~motorveerboot:
motorschip waarmee een veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemde gevallen is de term zowel gebruikt voor een open bootje van nog geen negen meter als voor een veerschip van meer dan 100 meter.


~motorveerdienst:
veerdienst die met een motorvaartuig onderhouden wordt. Zie ook motorveer.
Bron: Algemeen Handelsblad 11-01-1940. Via Delpher.nl


~motorveerpont:
pont, die door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt. Vaak ook motorpont genoemd.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.

Zie ook motorveer.

~motorveerpontschip:
motorschip waarmee een veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorveerschuit:
motorschip waarmee een veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorveeschuit:
motorschip of -schuit waarmee men veevervoert. Mogelijk en pakschuit, een Zuid-Hollandse bok of koeienschouw. Zie ook motorveepraam, motorveepakschuit.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorverzekering:
verzekeringspolis, die schade aan de voortstuwing dekt.

~motorvisaak:
vissersschip met bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten. Het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt, maar vermoedelijk gaat het om een Fries type vissersschip.


~motorvisbun:
vissersschip met bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Mogelijk een visafhaler. Vroeger ook geschreven als motorvischbun.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.


~motorvisbunschip:
vissersschip met bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Mogelijk een visafhaler. Vroeger ook geschreven als motorvischbunschip.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.


~motorviskotter:
meestal gebruikt als meer algemene aanduiding voor een motorvissersschip. Voor zover op het binnenwater actief meestal een mossel-, garnalen- of kokkelvisser e.d. of als schip om vis of schelpdieren te vervoeren. Ook bekend als viskotter.
Term gevonden in de Liggers van de scheepsmeetdiensten.


~motorvisschip:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als motorvischschip geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.


~motorvisschouw:
visschouw, meestal een zeeschouw, die door een ingebouwde verbrandingsmotor voortbewogen wordt. De scheepjes hadden soms nog wel de mogelijkheid een klein zeil te voeren.
Bron: Zuiderzecollectie.nl

Zie ook motorschouw.

~motorvisschuit:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als motorvischschuit geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.


~motorvissersschip:
vissersvaartuig dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
Ondermeer te vinden in: IJmuider Courant, 22 april 1950.


~motorvissersvaartuig:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
Ondermeer te vinden in de liggers van de meetdiensten.


~motorvissloep:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als motorvischsloep geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt. Het betreft meetbrief R9318N van de YE 39 Maria.


~Motorvlet:
1> vlet die door middel van een motor voortgestuwd wordt.
Gerelateerde term: motorsleepvlet.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.


2> algemene aanduiding voor motorvaartuigen voor het transport van producten in het akker- en tuinbouwbedrijf. Zoals bijv. de Langedijker rondkontmotorschuit. [Links: Diverse boerenvaartuigen e.d.]
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.


~motorvletschip:
vermoedelijk een motorvrachtscheepje voor het tuinders bedrijf.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorvrachtboot:
aanduiding uit de liggers van de scheepsmeetdiensten waarmee men een motorvrachtscheepje bedoelt. Ook met regelmaat gebruikt in advertenties in het Weekblad Schuttevaer. De term wordt na 1950 vrij snel verdrongen door motorvrachtschip.
Voor zover kon worden na gegaan ging het meestal om scheepjes welke in een regelmatige dienst voeren.
Ondanks het gebruik van de term BOOT gaat het hier natuurlijk om SCHEPEN of scheepjes.


~motorvrachtlichter:
een vrachtschip voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Wat daar precies bedoelt wordt is niet duidelijk. Het betreft twee vaartuigen bestemd voor de Nederalndse Nieuw Guinee Petroleummaatschappij. Meetbrief R18586N en R18590N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorvrachtpassagiersschip:
een vrachtpassagiersschip voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorvrachtschip, m.v.s.:
vrachtschip, waarbij de voortstuwing door middel van een verbrandingsmotor geschied.
Gerelateerde termen: motorvrachtboot, sleepschip, stoomvrachtschip, zeilvrachtschip, enz.

~motorvuilvisvaartuig:
motorvaartuig dat drijvend vuil verzamelt. Zie verder bij vuilvisvaartuig.

~motorvulling:
1> de hoeveelheid lucht of 'gas' gemeten bij 1 atm. druk en een temperatuur van 21 graden, die in de zuigerruimte komt.

2> materiaal dat zich tussen de fundatie en de motorsteunen bevindt. Deze vullingen hebben tot doel er voor te zorgen dat de motorsteunen aan bak- en stuurboord even veel moeten dragen en de gehele motor precies op de juiste hoogte en precies recht voor de uitgaande as moet staan.
Gerelateerde termen: chockfast orange, motorvulstuk, motorvulplaat, uitlijnen.

~motorvulplaat:
rechthoekig plaatje van geringe dikte, met van af één der zijdes één of twee gleuven, breed genoeg voor de motorbevestigingsbouten, dat als motorvulling gebruikt wordt. Men bereikt de gewenste dikte, door meerdere van deze plaatjes om en om onder de motorsteunen te schuiven. Het systeem wordt voornamelijk bij kleine (hulp)motoren toepast.

~motorvulstuk:
1> massief of nagenoeg massief stuk metaal dat als motorvulling gebruikt wordt.

2> van kunststof, ter plekke, gegoten blok dat als motorvulling fungeert. één der eerste producten op dit gebied was Chocking Compound 'Chockfast Orange'.

~motorwagenveerboot:
in de liggers van de meetdiensten gebruikte term waarmee men een door een verbrandingsmotor aangedreven groot wagenveer, een veerboot dus, bedoeld.

~motorwater:
1> het koelwater dat door de motor stroomt. Zie motorkoelwater.

2> het koelwater dat zich (bij stilstaande motor) nog in de motor bevindt.

~motorwaterdekaak:
vermoedelijk een motordekschuit als drinkwaterboot.
Term aangetroffen in de handgeschreven liggers van de meetdiensten.


~motorwatertankboot:
vermoedelijk wordt hiermee gewoon een drinkwaterboot bedoeld.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwatertemperatuur:
de temperatuur van het koelwater dat door de motor circuleert. Dus eigenlijk motorkoelwatertemperatuur.
Zie ook koelwatertemperatuur.

~motorwerfsleepboot:
een motorsleepboot die dienst doet als werfsleepboot.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwerkboot:
werkboot met eigen voortstuwing in de vorm van een (verbrandings)motor. Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
In een aantal meetbrieven is het nog maar de vraag of er werkelijk sprake is van een BOOT en of het niet een motorwerkSCHIP moet zijn. Uitleg
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~MotorWerke Manheim, M.W.M.:
Bekende Duitse fabrikant van scheepsdiesels. Ze produceerden voornamelijk langzaamlopende en in mindere mate matig snellopende motoren. [ Afbeeldingenmenu MWM motoren.]

~motorwerkplaatsschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten vermoedelijk een motorscheepje dat als werkplaats voor het verrichten van scheepsreparaties gebruikt wordt.

~motorwerkschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een gemotoriseerd werkschip aangeduid wordt.

~motorwerkschuit:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee een motordekschuit in gebruik als werkschip aangeduid wordt.

~motorwerkvlet:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee vermoedelijk een, door een aannemingsbedrijf gebruikte, motorvlet aangeduid wordt.

~Motorwestlander:
1> type Westlander (13 tot 22m) met het achterschip zoals een Motorscheepje, dus met een naar binnenvallend hek. Machinekamer achter het ruim, soort salonroefje op het achterdek, soms voorzien van een doorlopend dek, i.p.v. een ruim, en dan meestal Melkschuit genoemd.

2> verwarrende benaming voor een gewone of grote Westlander met motor. Deze kwam vaak in de aanwezige roef, die dus machinekamer werd, zodat men op het voordek vaak maar een echte roef plaatste.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.


~motorwestlanderschip:
een gemotoriseerde Westlander. Vaak een motorwestlander genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwinkelschip:
mogelijk een ander woord voor een gemotoriseerde parlevinker.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonaak:
vaartuig met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Mogelijk gaat het om een visaak.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonaakschip:
vaartuig met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
Bij meetbrief A19327N gaat het vermoedelijk om een visaak; bij meting Ga1367N is dat eveneens wel mogelijk.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonboot:
schip (het kan namelijk geen boot zijn: uitleg) met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonschip:
schip met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt. Ook als woonvaartuig bekend.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoontjalk:
tjalk met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoontjalkschip:
tjalk met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonwerkschip:
werkschip met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorwoonzeiltjalk:
tjalk met zeilage en verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzandzuiger:
term ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten waarmee men een zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzandzuigerschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee men een zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzandzuigschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten waarmee men een zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeeschip, m.z.s.:
vrachtschip geschikt voor zowel de (beperkte) zee- als de binnenvaart. Ook bekend als kruiplijncoaster.

~motorzeeverkennerstrainingsschip:
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Beetje wijdlopige benaming voor een clubhuis annex vakantieschip voor zeeverkenners. Zie ook zeeverkennerstrainingsschip.

~motorzeil:
door enkelen gebruikt voor een hulptuig op een motorschip dat alleen uit een (vrij groot) grootzeil bestaat.

~motorzeilaak:
term die gebruikt wordt voor een aak die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilaakschip:
term die gebruikt wordt voor een aak die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilboeieraak:
term die gebruikt wordt voor een boeieraak die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilbolschip:
term die gebruikt wordt voor een bolschip die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief A25107N.De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilbotter:
term die gebruikt wordt voor een botter die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De term is sinds 1917 sporadisch gebruikt. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilklipper:
term die gebruikt wordt voor een klipper die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief AN653. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilklipperaak:
term die gebruikt wordt voor een klipperaak die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilklipperschip:
term die gebruikt wordt voor een klipper die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilpaviljoentjalk:
term die gebruikt wordt voor een paviljoentjalken die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief AN361. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilschip:
vermoedelijk een als zeilschip gebouwd schip dat ook over een verbrandingsmotor beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeiltjalk:
term die gebruikt wordt voor de tjalken die zowel over een complete zeilage als over een verbrandingsmotor voor de voortstuwing beschikken.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De term is sinds 1973 in gebruik. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilvaartuig:
vermoedelijk een als zeilschip gebouwd schip dat ook over een verbrandingsmotor beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzeilwoonschip:
naar het schijnt bedoelt men hiermee een aak met motor en zeilage, die voor permanente bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: AN761. De benoeming van het scheepstype/scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderbak:
mogelijk een beundekschuit met motor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderbakschip:
mogelijk een beundekschuit met motor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderdekschuit:
een dekschuit met verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderschip:
een dekschuit met verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderschuit:
een dekschuit met verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzolderschuitzandzuiger:
vermoedelijk een motordekschuit, die tot zandzuiger verbouwd is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.


~motorzuiger:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzuigerschip:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Mogelijk een steek- of sleepzuiger.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzuigschip:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Mogelijk een steek- of sleepzuiger.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.


~motorzwaard:
in beperkte kring gebruikt voor een plaatstalen zijzwaarden zoals die veelvuldig op steilstevens en bolschepen voorkwamen. Vaak kanaalzwaarden genoemd.

~mots:
wijde schippersbroek. Een motse.

~motse:
wijde schippersbroek. Ook mots genoemd.
Zie ook opmerking bij schipperskleding.


~moustache:
naam die aan de soort berghouten/stuiten op de houten Franse en Belgische scheepstypes, zoals de Walen gegeven wordt. Ook knevel genoemd.
Het is me niet duidelijk of de term alleen het bovenste, alleen het onderste of beide berghouten, indien het tenminste om een scheepstype dat ze beide heeft gaat, betreft.


~mousquetonhaak:
meestal vrij kleine haak, waarvan de opening met een schuivende pen afgesloten wordt. Zie verder bij musketonhaak.

~m.p.s.:
afkorting voor motorpassagiersschip.

~m.s.:
afkorting voor motorschip.

~m.slb.:
afkorting voor motorsleepboot.

~m.tj.:
afkorting voor motortjalk.

~m.t.s.:
afkorting voor motortankschip.

~mude:
monding van een rivier. Zie ook muiden.

~muide:
monding van een rivier. Zie ook muiden.

~muiden:
monding van een rivier. Ook bekend als meide, muide en mude.

~Muidertrekvaart:
1> rond 1640 aangelegde trekvaart tussen de vestinggracht van Muiden en de Diemen even ten zuiden van Amsterdam.
De trekvaart ontstond eigenlijk op aandrang van Naarden, dat een makkelijke veilige verbinding met Amsterdam wenste te hebben. Het verbindende deel naar Naarden is de Naardertrekvaart.


2> somtijds gebruikte benaming voor de Naardertrekvaart.

~Muider Visschuit: :
onbekend scheepstype uit de achttiende eeuw. Oorspronkelijk geschreven als Muyder Visschuyt.
Bron: Groot placaatboek van Utrecht uit 1729. Via Google books. Het zelfde plakaat vermeldt ook een Utrechtse visschuit en een Damloper. Alle drie zijn ze het zelfde jaagloon verschuldigd.


~muil:
1> de voorkant, dus de opening van een kuilnet. Ook wel bek genoemd.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.


2> uitholling in de voorzijde van de roerkop van Vlaamse schepen met een statie. Zie ook bakkes.

~muilband:
1a> stalen band, die met behulp van een bout en moer, strak om een rondhout geklemd kan worden.
Muilbanden werden ondermeer gebruikt wanneer rondhout, zoals de giek, door overbelasting, dreigde te gaan scheuren. Tegenwoordig gebruikt men dit soort klembanden ook als mastband. Men gebruikt dan vaak de term trekband.
Ook de mastbeugel maakt van dit principe gebruik maar is net als de stagkrans scharnierend uitgevoerd.

b> in het algemeen stalen banden die de verbindingen tussen houten delen moet versterken. Ook moelband genoemd.
Niet specifiek een binnenvaartterm.

Gerelateerde termen: veer, d-stuk, spanijzer.

2> lijntje tussen de uiteinden van de klauw, van een gaffel, dat de klauw tegen de mast houdt. Zie ook gaffelrak/paternoster.

~muis:
1> kleine sjorring, ter borging van voorwerpen. Zie ook muizing.

2> merkteken op een touw in de vorm van een met touw gemaakte verdikking. Zie ook muizing.

~Muizekopje:
bijnaam van de Maasspits, een Belgisch vrachtschip.

~muizeling:
in de leggers aangebrachte of aanwezige openingen, waardoor het, in het schip geraakte water, naar het diepste punt kan vloeien. Andere namen voor deze openingen zijn: waterloopgat, loggat, lokgat, spiegat en vullinggat. [Afbeelding Muizeling: midscheeps, staal geklonken (tek) / in de kim, staal geklonken. ]
Volgens sommige bronnen is loggat een verbastering van logtgat, luchtgat, wat er op zou wijzen dat deze gaten, men spreekt van drie duim groot, ook voor ventilatie moesten dienden. Andere bronnen berichten dat muizelingen gewoonlijk ca. 2 duim breed en 1 duim hoog (ca. 5 x 2,5 cm) waren.


~muizen:
1> het, met behulp van dun touw, aanbrengen van een borging of merkteken: een zogenaamde muizing.

2> in de zeevaart ook wel het aanbrengen van de seizings aan de kabelaring.

~muizing:
1> kleine sjorring, ter borging van voorwerpen, onder nadere gebruikt om te voorkomen dat voorwerpen uit de bek van haak schieten. Soms ook muis of bekbindsel genoemd. [Afbeelding]

2> met dun touw gemaakte verdikking rond dikker touw. Soms ook muis genoemd.

~mul:
veenstrooisel. Ook mot genoemd.

~Mülheimer aak:
houten vrachtschip uit Duitsland. Zie bij Mulmse aak.

~mullen:
met de motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten. Zie ook molmen.
Genoemd in: Algemeen Vlaamsch Idioticon, door L.W. Schuermans, Leuven 1865-1870.


~mulm:
veenstrooisel. Ook mot genoemd.

~mulmen:
met de motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten.
Zie verder bij molmen.

~mulmmand:
tenen mand gebruikt bij het molmen. Ook motkorf genoemd.

~Mulmsche aak:
houten vrachtschip uit Duitsland. Zie bij Mulmse aak.

~Mulmse aak:
1> houten overnaads gebouwd vrachtschip verwant aan de Keen. Volgens sommigen een synoniem voor Ruhraak, soms meer bepaald een Ruhraak uit Mülheim. Ook bekend als Mulmsche aak of Mülheimer aak. De Mulmse aak schijnt geen niet over een luikenkap of roef te beschikken.

2> scheepstype; houten vrachtschip. Ook bekend als Gedekte aak, Mulmsche aak of Mülheimer aak. Sterk aan de slof verwant schip echter voorzien van een den en luikenkap. Verder heeft het schip een rechthoekige doorsnede met gladde zijden. In afwijking van de slof ontbreekt het roefje, daarentegen zijn voor- en achterdek gepotdekseld zodat er meer leefruimte ontstaat. Voorkomende maat 40 x 5,7
G. J. Schutten noemt dit scheepstype een Mulmse aak. Sopers spreekt van een gedekte aak. E. van Konijnenburg beschrijft geen duidelijk verschil tussen Slof en Mulmse aak. Andere bronnen ontbreken nog.


~multi-cat:
bepaald scheepsontwerp van Damen Shipyards bestemd om als werkschip afgebouwd en gebruikt te worden.
De ontwikkeling hiervan begon rond 1970. De toevoeging Cat slaat op de toenmalige leverancier van de voortstuwingsmotoren Caterpillar.
Bronnen: Algemeen Dagblad, 16-05-1974. | Verspreide berichten.


~multifilament:
dunne kunststofvezel waarvan touw gemaakt wordt.

~multi-knikspantromp:
knikspantromp waarbij men gebruik maakt van 7 of meer knikken om een enigszins ronde dwarsdoorsnede te bereiken.
De term is afkomstig uit de pleziervaart en wordt in de beroepsvaart weinig gebruikt.


~munitiehaven:
haven waarin schepen met explosieve stoffen ligplaats kunnen nemen. Ook kruithaven genoemd.

~munitieschip:
schip, dat een explosieve lading vervoert of dat als opslag voor een dergelijke lading gebruikt wordt. Ook kruitschip genoemd. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen een munitietransportschip en een munitieopslagschip.

~munitieopslagschip:
schip dat voor de opslag van munitie gebruikt wordt, soms een gewoon vrachtschip of een lichter, maar er zijn ook speciaal voor dit doel schepen gebouwd. In de regel munitieschip genoemd.

~munitietransportschip:
schip dat voor het vervoer van munitie gebruikt wordt; vaak een gewoon vrachtschip. In de regel munitieschip genoemd.

~murk:
driehoekige steen met afgeronde hoeken die als verzwaring voor de onderreep van een zegen dient. Ook zegensteen of slechts steen genoemd.


~museumhaven:
haven, waarin historisch waardevolle schepen ligplaats hebben.

~museumschip:
1> vaartuig in het bezit van een museum. [Afbeelding]

2> geen strak omlijnd begrip. onder andere schepen, die ligplaats hebben in een museumhaven en schepen, die geregistreerd staan als "Varend Monument®" worden museumschip genoemd.

3> vaartuig waarin een museum of aanverwante instelling gevestigd is.

~museumstatus:
bepaling van de historische waarde van een schip. De museumstatus kent een aantal categoriën:
A.1. Varend Monument®, Volledig oorspronkelijk van uiterlijk en constructie
A.2. Varend Monument®, Volledig oorspronkelijk van uiterlijk
A.3. Varend Monument®, oorspronkelijk van uiterlijk
B. potentieel Varend Monument®.
C. Historische casco’s.
Bovendien kan aan schepen in restauratie een voorlopige status worden verleend.
Gegevens zoals die rond 2012 gehanteerd werden.

Zie ook FONV.

~museumwerf:
geen strak omlijnd begrip. Onderandere worden werven gevestigd in historische panden, werven waar ook een soort van scheepvaartmuseum gevestigd is en werven, waar men op de wijze zoals vroeger gebruikelijk was schepen bouwt of repareert, museumwerf genoemd.

~musketonhaak:
meestal vrij kleine haak, waarvan de opening met een schuivende pen afgesloten wordt. Ook bekend als mousquetonhaak of musketon. De haak is meestal voorzien van een wartelend oog. Ze worden veelvuldig voor hondenlijnen gebruikt.
Het komt vrij regelmatig voor dat men het woord karabijnhaak gebruikt, terwijl men een musketonhaak bedoelt! Zowel de karabijn- als musketonhaak worden als zodanig benoemd afgebeeld in de catalogus (ca. 1980) van de fa. P.A. Schreuder.
De term karabijn is ongeveer sinds het midden van de negentiende eeuw (1855) in gebruik. De musketonhaak wordt pas sinds 1925 genoemd. In het Duits verstaat men onder een 'Karabiner' een musketonhaak. Een karabijnhaak noemt men o.a. een Feuerwehrkarabiner of Schnappkarabiner. In Engeland spreekt men respectievelijk van een snap hook en een carabiner.

~muts:
afdekking, meestal van metaal. Bijvoorbeeld op de naaf van het stuurrad (van messing meestal), boven op een meerpaal (metaal of kunststof; zie ook bolderhoedje), als scharnierpunt van een sluisdeur op de uiteinden van de achterhar (metaal), enz. .

~mussenlijn:
stagdraad tussen voor- en achtermast. Zie ook knikstag:

~muur:
het boord in:
OVER DE MUUR - GAAN, VALLEN, GOOIEN
.

~muurkluis:
in verticale wanden, verzonken aangebrachte, voorziening waaraan een schip kan vast maken, bestaande uit een hardstenen kluis, waarin een stalen stang, kruis of ring bevestigd is. Ook muurpot, haalkom en sluispot genoemd. [Afbeelding]

~muurpot:
in verticale wanden, verzonken aangebrachte, voorziening waaraan een schip kan vast maken, bestaande uit een stalen nis, waarin een stalen stang, kruis, bolder of ring bevestigd is. Ook muurkluis, haalkom en sluispot genoemd.

~muziekschip:
1> de schepen Bach, Beethoven, Brahms, Berlioz, Mozart, Schubert en Schumann van de Nederlandse Transport Maatschappij en na 1946 van de Nederlandse Rijnvaart Vereeniging.

2> niet nader verklaarde term in het boek "Binnenvaart in Oorlogstijd". Volgens dat boek zou het gaan om meer dan 262 schepen die in, op Duits kapitaal draaiende, Nederlandse vennootschappen waren ondergebracht.

~m.v.s.:
afkorting voor motorvrachtschip.

~M.W.M.:
Afkorting van MotorWerke Manheim. Duitse fabrikant van scheepsdiesels. [ Afbeeldingenmenu MWM motoren]

~myriameter:
een afstand van 10.000 meter.
Deze, thans sterk verouderde, maat werd wel gebruikt voor lengtemetingen langs rivieren en kanalen.


~myriameterpaal:
markering (langs de Rijn) met daarop een getal dat het aantal tientallen kilometers vanaf het begin punt der telling, aangeeft. Ook myriametersteen genoemd. Later vervangen door de kilometerraai. [Afbeelding]

~myriametersteen:
markering (langs de Rijn) met daarop een getal dat het aantal tientallen kilometers vanaf het begin punt der telling, aangeeft. Ook myriameterpaal genoemd. Later vervangen door de kilometerraai. [Afbeelding]

~myriameterisering:
het afperken van afstanden van 10 km.

~m.z.s.:
gangbare afkorting voor motorzeeschip.


Volgende







Sitemap

© 1997-heden; Vereniging 'De Binnenvaart', Dordrecht. Redactie: Pieter Klein, Amsterdam.
De rechthebbenden kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van het gebruik van deze site,
noch voor de gevolgen van het gebruik van de in deze site opgenomen links!
Deze site gebruikt cookies!
Zonder toestemming vooraf, is gehele of gedeeltelijke overname van enig deel uit 'Binnenvaarttaal' verboden! Veel inzenders zullen echter een verzoek tot het (her)gebruik van het getoonde materiaal inwilligen. (meer informatie)
Kopieën naar Facebook, Pinterest, en andere doorgeefluiken zijn echter niet toegestaan!

Deze site is geoptimaliseerd voor een resolutie van 1024x768 px.,

U wordt verzocht eventuele gebreken te melden!  (meer informatie)

Mijn dank gaat uit naar ALLEN, die mij met deze site helpen of geholpen hebben.

Pieter Klein:
Redacteur, auteur, ontwerper en webmaster.



Statistieken